Tanja Smeets – kunstenaar
Schilderen zonder verf
Hoewel Tanja Smeets (1963, Wijchen) gedurende haar middelbare schooltijd vele avonden doorbrengt met inktpennetjes, stofjes en klei, is de kunstacademie voor haar geen vanzelfsprekendheid. De surrealistische verhalen die ze schrijft, sturen haar in de richting van een studie Nederlands. ‘Ik zag ook wel vriendinnen naar de kunstacademie gaan met mappen vol werk, maar ik dacht ‘Dat is zoiets speciaals, daar hoor ik niet bij’.’ De lessen middeleeuwse letterkunde zijn echter niet helemaal wat ze voor ogen had. Na 3 maanden is Smeets haar studie zat en vertrekt ze met een vriendin naar IJsland. ‘We boekten de reis blind, het fascineerde ons zo. Maar tijdens de vlucht schrokken we ons dood; we zagen alleen maar een zwarte rots. We lieten ons door toeristenbusjes naar bezienswaardigheden rijden en gingen niet mee terug, maar overnachtten bij een ijsmeer. Het werd er niet donker en we voelden de aarde onder ons bewegen. Het was een fantastische reis.’
Bij terugkomst probeert Smeets nog een kleine omweg en meldt zich aan bij de lerarenopleiding voor tekenen en handvaardigheid. ‘Ik had zo mijn eigen programma, maar dat hadden zij natuurlijk ook. Ze wilden me wel de ruimte geven, ze vonden die eigenzinnigheid wel leuk, maar na twee jaar ben ik toch maar naar de academie gegaan, ik hield het er niet meer uit.’
Smeets studeert af in de richting schilderkunst. ‘Ik dacht; ‘In verf kun je alles uitzoeken’.’ Maar gedurende haar academietijd gaat ze er steeds minder van gebruiken. ‘Op het laatst stond er bijna niets meer op.’ Langzamerhand ontsnapt haar werk aan het doek. ‘Dan schilderde ik alleen een stuk roze arm en daar plakte ik dan een soort zwam op, van kinderklei.’ Het is het begin van Smeets nog steeds uitdijende universum van groeiende en woekerende vormen en structuren.
‘Op een gegeven moment maakte ik een mannetje van kleine zwarte balletjes die als een soort tak uit een boomstam groeide. Die nacht kon ik niet slapen.’ Het takkenmannetje krijgt al snel gezelschap van een mannetje opgebouwd uit kleine groene blaadjes en een over een stoel uitdijend figuur, bestaande uit met grijs zand bespoten piepschuimen bolletjes van verschillende grootte. Alleen zijn voeten staan nog herkenbaar op de grond. Net als het huidige werk van Smeets, waarin ze onder meer textiel, keramiek, metaal en allerlei kant en klare voorwerpen ten tonele voert, is het sterk organisch, alsof het nog groeit en elk moment van vorm zou kunnen veranderen.
Ondanks de ruimtelijkheid van Smeets werk omschrijft Els Hoek haar in de mooie beeldcatalogus Domestic Strangers (2013) als een schilder die in plaats van verf, soms alledaagse voorwerpen en als doek ‘een gewoon, soms zelfs ietwat onooglijk stukje werkelijkheid’ gebruikt. Daar kan Smeets zich wel in vinden. ‘Ik probeer een beeld te verweven met de ruimte alsof het er altijd al was.’
10 februari 2014
Tekst: Jantine Kremer
Foto’s: Jolanda Meulendijks