Olphaert den Otter – Kunstenaar
Betoverd
Het woord milieufreak moeten we misschien maar niet gebruiken. Maar feit is dat Olphaert den Otter (Poortugaal, 1955) zich zeer bewust is van zijn verantwoordelijkheden. En die neemt hij dan ook. Al praktisch zijn hele leven. Opgroeiend op Heijplaat, middenin het Rotterdamse havengebied, werd hij dagelijks geconfronteerd met de invloed van menselijk handelen op het milieu. Maar wordt het dan niet juist iets gewoons? ‘Ik had er blijkbaar een gevoeligheid voor. Ik wilde ook al heel jong graag biologisch eten. Maar dat kon je helemaal niet krijgen op Heijplaat. Toen ik in 1977 op mezelf ging wonen, zat er een winkeltje van hippies op de hoek. Zij verkochten wel biologische producten, dus deed ik daar vanaf het begin mijn boodschappen. En op mijn dertiende zei ik al: ‘Ik wil nooit een brommer.’ Mensen om mij heen reageerden: ‘Wacht maar, tot je zestien bent.’ Maar ik wilde het echt niet. Dan stond ik met een vriendje met een brommer bij het stoplicht en dan dacht ik:‘Bah!’ Dus ik heb nooit een brommer gehad. Ook geen auto. En ik probeer ook zo weinig mogelijk te vliegen. Maar soms moet het. Of kies ik ervoor. Een tijd geleden had ik in Australië een tentoonstelling en gaf ik ook lezingen. Ik weet niet of ik dat nog een keer zo zou doen. Misschien zou ik kijken of werk opsturen ook mogelijk is en of ik digitaal lezingen zou kunnen geven.’
Ondanks zijn stellige overtuigingen op jonge leeftijd, noemt Olphaert den Otter zichzelf een laatbloeier. Misschien omdat pas op zijn 21ste op de Willem de Kooning Academie terecht komt. ‘Ik speelde hobo en ik heb lang gedacht dat ik naar het conservatorium zou gaan. Muziek was in het gezin manifest. Mijn vader had conservatorium gedaan en speelde zeer virtuoos Bach op het orgel.’ De liefde voor beeldende kunst deed Den Otter echter buiten de muren van het ouderlijk huis op. ‘Ik denk dat ik een jaar of 10 was, toen de meester op school de diaprojector tevoorschijn haalde.’ Er werden dia’s vertoond van tekeningen die te zien waren tijdens de Rembrandttentoonstelling in het Rijksmuseum. ‘Stomverbaasd was ik. En de meester liet zien: ‘Kijk, het is eigenlijk niets, een lijn, en tóch zie je die schoen.’ Ik was daardoor betoverd.’
Den Otter noemt nog een tweede, beslissende aanraking met beeldende kunst. ‘Op mijn vijftiende fietste ik naar Den Haag, voor de Goya tentoonstelling in het Mauritshuis. Ik was werkelijk overrompeld. Dat je met verf zo’n verhaal kon vertellen. In die tijd kocht ik al wel kunstboeken – gewoon uit de graaibakken van de V&D bijvoorbeeld, ik had natuurlijk niet veel te besteden – maar die sfeer van Goya, dat kende ik echt niet. Het greep me bij mijn strot. Er kantelde iets.’
Nu, bijna vijftig jaar later, is Den Otter dagelijks in zijn atelier en werkt hij, vaak seriematig, aan schilderijen in ei-tempera. Tot zijn expositie in het Boijmans van Beuningen in 2008 gaf hij ook les aan diverse kunstacademies, maar rond die tijd stopt hij daarmee. ‘Die expositie was een hoogtepunt, maar de aandacht was al heel snel voorbij en ik besefte dat ik mijn werk niet alleen de wereld in kan sturen, dat is niet genoeg. Ik ben nu veel consequenter in mijn atelier.’
Muziek is nog altijd van groot belang in het leven van Den Otter. Hoewel hij het allerliefst in volkomen stilte werkt, zet hij af en toe wel ‘hele luisterprojecten’ voor zichzelf op. ‘Dan duik ik weer in Charles Ives, of Messiaen, of Sorabji; allemaal componisten met een ongelofelijk complexe muzikale taal. Ik kan zelf niet verklaren waarom ik daar zo dol op ben. Misschien is het die dichtheid van klank, misschien loopt het synchroon met mijn behoefte aan precisie en detail.’ Ook zingt Den Otter, als countertenor. Niet alleen in het door hemzelf opgerichte Retorisch Kwartet, maar ook in zijn atelier. ‘Ik voel een sterke verwantschap met schilderen. Hoe lijnen ontstaan in klank of in beeld is niet wezenlijk anders. Wel vind ik dat muziek veel meer als vanzelf emotioneert. Ik zou willen dat mijn werk ook onmiddellijk aanzet tot ontroering. Voilà, een opgave van formaat.’
15 oktober 2018
Tekst: Jantine Kremer
Foto’s: Jolanda Meulendijks