Nan Groot Antink – kunstenaar
ONZICHTBARE PERFORMANCES
Als kind klimt Nan Groot Antink (Boxtel, 1954) regelmatig naar de zolder van hun huis in Eindhoven. Haar twee jongere zusjes achter zich latend, trekt ze de vlizotrap omhoog. ‘En dan ging ik dingen doen, kinderdingen, armbandjes maken en zo. In het weekend zat ik vaak met mijn vader aan tafel te tekenen. We keken ook samen naar Kunstgrepen van Pierre Janssen.’ ‘Op de middelbare school wist ik dat ik kunstenaar wilde worden. Maar toen ik dat had ingevuld op een formulier, moest ik bij de directeur komen, om van hem te horen dat dat niet verstandig
was. Uiteindelijk volgde ik de opleiding N20, voor kinderverzorging, opvoedkunde en handvaardigheid en werkte ik een paar jaar als groepsleidster met zeer moeilijk opvoedbare kinderen. Dat ging me heel goed af, maar ik kon de problematiek niet loslaten. En de kunst trok.’
Enigszins gehinderd door faalangst zet Groot Antink de stap naar de academie nog niet, maar meldt ze zich aan bij de lerarenopleiding in Tilburg. Een goede keuze; ‘Leren ging nooit zo goed, ik had altijd problemen met autoriteit. Maar daar, op de TeHaTex, we vráten het, de kunst.’ Het is ook de plek waar ze enthousiast wordt gemaakt voor performances. Maar als ze uiteindelijk op de Jan van Eyck Academie in Maastricht terecht komt, ontdekt Groot Anink dat het toch niets voor haar is. ‘Het werd wel goed ontvangen, hoor, wat ik deed – eigenlijk net als met het groepswerk – maar ik vond het zelf niet goed. Er zijn maar weinig kunstenaars die genoeg afstand kunnen nemen om het goed te doen. Het vervalt snel in dramatiek. Dus moest ik verder.’
Inmiddels draait Groot Antinks werk om kleur, veelal zelf onttrokken aan planten, en maakt ze onder andere monochrome doeken waarvan de specifieke kleuren het resultaat zijn van een arbeidsintensief verfproces. De kleurcombinaties laat ze graag afhangen van bijvoorbeeld historische gegevens van de herkomst van de planten. Soms neemt het omzeilen van Groot Antinks eigen esthetische voorkeuren performanceachtige kwaliteiten aan. Zoals bijvoorbeeld bij de totstandkoming van de Venetiaanse serie (1995-1996). ‘In Venetië zag ik in een etalage tientallen opeengestapelde doosjes met pigmenten in alle kleuren. In de winkel verzekerden ze me dat het om natuurlijke pigmenten gaat, maar dat geloof ik eigenlijk niet,’ vertelt Groot Antink naast de doosjes met felle kleuren oranje, groen en blauw die nu staan opgesteld in haar verfatelier; ze kocht van elke kleur een ons. Op 64 eikenhouten paneeltjes van 25 bij 14 bij 2 centimeter brengt ze, uit bewondering voor de vroeg-Venetiaanse schilderkunst, een gipsgrond aan en daarop met eitempera de kleuren. De namen van de pigmenten noteert ze op afzonderlijke briefjes. Tijdens de eerstvolgende reis naar Venetië, trekken Groot Antink en haar man elke ochtend bij het ontbijt een lootje en bepalen zo de volgorde van acht rijen van acht paneeltjes, met een sprankelende compositie van kleur gebonden toevalligheden tot gevolg. Een speels conceptuele benadering vanuit de serieuze overtuiging dat kleur haar eigen zeggingskracht bezit.
27 juni 2017
Tekst: Jantine Kremer
Foto’s: Jolanda Meulendijks