Mirjam Kuitenbrouwer – kunstenaar

Door de microscoop

 

‘Sinds mijn vroegste jeugd haal ik alles uit elkaar.’ In haar compacte keuken, waar een grote werktafel is ingericht, laat Mirjam Kuitenbrouwer (1967, Nijmegen) een antiek vergrootglas zien. Thuis stond een antieke microscoop, nagelaten door een doktersgezin aan haar grootouders. ‘Die probeerde ik dan na te maken. Je moet je voorstellen dat ik die microscoop nabouwde van een stukje verchroomde afvoerbuis en wat ik verder had aan karton, een spiegeltje, Meccano en dergelijke. Ik was een jaar of acht, dus het was heel primitief wat ik deed. Ik was gefascineerd door het tandwielachtige mechaniek waarmee de microscoop in hoogte verstelbaar was en het spiegeltje dat onder een hoek licht ving en de buis instuurde.’

 

De microscoop namaken bleek te complex. Maar dat het niet gelukt is, dat zou Kuitenbrouwer nooit zo formuleren. ‘Ik zeg eigenlijk nooit dat iets niet is gelukt. Dan is het nog niet klaar. Ik geef nooit op, ik ga altijd door.’ Zo fabriceerde ze zeepkisten, om mee van de heuvel te denderen, bij hun huis aan de rand van Nijmegen. Ze maakte muziekinstrumenten, bouwde hutten en tekende wilde planten na uit een boekje van de bibliotheek, waar ze kind aan huis was. Ze fietste veel en verzamelde planten om te drogen en te identificeren, die ze, voor de volledigheid, met wortel en al uitgroef.

 

‘Ik ben een hyperattent kijker, dat was ik altijd al. Ik herinner me van de kleuterschool een tekening waarop ik een paadje tekende dat van de voordeur van een boshuis met een bochtje terugging naar hetzelfde huis.’ Dankzij haar uiterst georganiseerde ouders zijn al haar tekeningen niet alleen keurig bewaard gebleven, maar ook nu nog makkelijk te vinden. De eveneens geordende Kuitenbrouwer haalt ze zo tevoorschijn. Het zijn opvallend gedetailleerde tekeningen voor een kleuter, met huizen en planten en, inderdaad, paadjes die een halve cirkel beschrijven, terug naar huis. ‘Ik ben niet geboren voor grote stappen. Ik hoef ook nooit ver weg. In een weids landschap (‘hou ik niet van,’ voegt Kuitenbrouwer daar zijdelings aan toe) verlies ik me in de kleinste werelden.’

 

Kuitenbrouwer kwam als kind ook veel bij de Hortus van de universiteit; een mini-universum met allerlei soorten landschappen en planten. ‘Ik ging er iedere dag uit school naartoe. Ik zwierf graag over die paadjes en leerde spelenderwijs van alles over plantenfamilies, overal stonden nog bordjes bij met de Latijnse namen. Zo leerde ik systemen zien.’ Haar fascinatie voor bloemen en planten en haar drang tot ontleden, maakte dat Kuitenbrouwer botanisch laborant wilde worden. Maar de genadeloze ordening die daarbij hoorde en de onstuitbare drang haar eigen wereld te bouwen, brachten haar op andere gedachten. Vers van de HAVO, op haar 17e, koos ze voor de kunstacademie, in Arnhem. Richting 3D ontwerp, als een soort compromis, voor haar ouders. Na haar afstuderen vertrok Kuitenbrouwer naar Maastricht, om aan de Jan van Eyck Academie zichzelf weer meer ruimte te geven, ver weg van het idee dat ze iets moet maken dat nut heeft. Ze studeerde af met onder andere ruimtelijke reconstructies van de gebouwtjes uit de fresco’s van Giotto en een serie van 150 tekeningen van alledaagse voorwerpen als een klosje garen en wattenstaafje. Met opvallende overeenkomsten met de nagetekende bladzijdes uit de bibliotheek van haar jeugd; keurig uniform met een datumstempel erboven en de naam van het voorwerp eronder. Maar nu in een eigen, min of meer toevallige ordening, niet nuttig, niet wetenschappelijk, maar open voor speelsheid en toeval. Tot op de dag van vandaag leidraad in haar werk. ‘Je hebt er een bepaalde opmerkingsgave voor nodig, intuïtie, een constante staat van paraatheid. Maar nooit zonder plezier, het gaat me erom iets te ontdekken dat me enthousiast maakt, spelenderwijs. Ik zie het als een soort Electro-spel; daar waar het lampje niet gaat branden, daar zie ik de mogelijkheden.’

 

17 juli 2020

Tekst: Jantine Kremer

Foto’s: Jolanda Meulendijks