Jasper Hagenaar – kunstenaar

Kunstenaar met verantwoordelijkheden

‘Thuis deed ik wel veel, maar de eerste jaren op de middelbare school vond ik het vak tekenen niet leuk. Het was heel schools en ik vond – maar dat was ook een beetje de leeftijd denk ik – dat mijn docenten geen verstand hadden van kunst.’ Hoewel museumbezoek een gegeven is in zijn jeugd en zijn vader aan de Rietveld Academie is opgeleid als industrieel ontwerper, is de kunstacademie voor Jasper Hagenaar (1977) eerst geen serieuze optie. Als hij in de vijfde van het vak economie af wil, komt hij toch nog in de tekenklas terecht. ‘Uiteindelijk bleek dit dubbele winst, want de examenjaren waren geweldig.’

Op zijn 18e vertrekt Hagenaar uit zijn geboortestad Tilburg om aan de Rijksuniversiteit Groningen journalistiek en geschiedenis te studeren. De academische wereld blijkt echter niet zijn wereld. Een jaar later meldt hij zich alsnog bij de Academie voor Beeldende Vorming in Tilburg. ‘Deze academie sprak me aan omdat het in een stad was die ik al kende, maar meer nog door het gebouw van Maaskant. Ook toen was ik al best gevoelig voor atmosfeer.’ De docenten van naam, zoals Marlene Dumas en René Daniels, zijn dan al vertrokken. ‘Nu is het een docentenopleiding en de autonome kant was toen een beetje aan het doodbloeden.’ Niettemin heeft Hagenaar er een goede tijd. ‘Ik ben afgestudeerd met een serie realistische portretten op groot formaat. Olieverf op doek en technisch redelijk vaardig.’ Redelijk vaardig, noemt Hagenaar het, bij de academie noteren ze er ‘Cum Laude’ bij. Grappig vindt hij dat.

In gesprek met Hagenaar wordt snel duidelijk dat hij niet snel onder de indruk is. Gemakzucht is hem vreemd en aanklooien zit niet in zijn systeem. Zo besluit hij direct na zijn afstuderen een atelier te huren om speciaal voor de aanvraag van het startstipendium – toen nog van het Fonds BKVB – aan de slag te gaan, in plaats van zijn eindexamenwerk in te sturen. ‘Geïnspireerd door een tentoonstelling van Michael Raedecker in het Van Abbe ben ik doeken op enorm formaat gaan maken.’ Het experiment staat centraal; Hagenaar loodst allerlei materialen het atelier binnen – huislak, spuitverf, acryl, zand, gips, pur – om ze vervolgens allemaal te combineren. ‘Het waren voornamelijk geabstraheerde landschappen. Ze straalden een enorme energie uit.’ Hij sleept er het stipendium mee binnen. ‘Maar ik heb in die tijd weinig mensen gezien. Als ik nu zie hoe pas afgestudeerde studenten dat nu aanpakken, met allerlei samenwerkingsverbanden, is dat toch wel leuker.’ Maar heeft hij daardoor niet direct een serieus begin gemaakt om als kunstenaar op eigen benen te staan? ‘Hmm, ja’, antwoordt Hagenaar aarzelend, ‘Er was nog wel iets. Tijdens het eindexamen was Elsje zwanger.’ Terwijl zij, zijn studiegenoot op de academie, aan de slag gaat als docent in de buurt van Utrecht, zorgt Hagenaar voor hun eerstgeborene. Inmiddels hebben ze samen twee kinderen grootgebracht. ‘Het heeft mijn carrière wel vertraagd. Met jonge kinderen skip je netwerkbijeenkomsten en residency-programma’s als eerste.’ Maar dat valt volledig weg in het geheel der dingen. ‘Onze kinderen, dat is toch wel groter dan m’n schilderijen.’ Bovendien doorloopt Hagenaar met zijn twee kinderen alsnog de Rijksakademie en sleept hij uiteindelijk ook een Koninklijke Prijs voor de Schilderkunst binnen. Ondertussen werkt Hagenaar alle dagen van de week gestaag door aan zijn oeuvre van raadselachtige schilderijen en geeft hij een deel van het jaar zelf ook les aan de academie in Zwolle. ‘Het is maar één dag in de week, maar ik neem het heel serieus, ik wil het graag goed doen. En ik vind het heel leuk. Ik merk dat ik er meer voor terugkrijg dan dat ik erin stop. Soms hoor ik mezelf dingen zeggen en dan denk ik ‘Ja, Jasper, misschien moet je zo ook eens naar je eigen werk kijken.’ Het houdt me scherp.’​

 

2 maart 2021
Tekst: Jantine Kremer
Foto’s: Jolanda Meulendijks

atelier detail Jasper Hagenaar