Het atelier van Wim Biewenga

Het schilderij als werkelijkheid

Tijdens de rit naar Drenthe schijnt de zon sprookjesachtig door de witte nevels op het besneeuwde veld waaruit hier en daar zwarte schapen en paarden opdoemen. De Biewenga’s hebben begin jaren negentig lang moeten zoeken naar een plek omgeven door de weidsheid van het Noordelijke platteland voor ze op een ruïne van een boerderij stuitten.

 

Schuur wordt atelier
De boerderij bouwden ze weer zoveel mogelijk in authentieke staat op en de bijbehorende schuur werd atelier. Een eerlijke, onopgesmukte ruimte. De houten constructie van het gebouw is zichtbaar en een wandje aan de lange kant van de ruimte doet dienst als ezel. De verwarmde, betonnen vloer (bezaaid met verffragmenten) en de hoge ramen aan weerszijden maken de ruimte behaaglijk en licht. Vanuit het ene raam kijkt Biewenga op een voederplaats, waar vogels af en aan vliegen. Naast een van de twee werktafels staat een comfortabele, behoorlijk afgetakelde stoel. ‘Vaak zit ik hier gewoon. Ik ben hier elke dag, ik geloof niet in wachten tot het komt, dat moet je afdwingen. Niet dat ik continue aan het schilderen ben, maar hier zijn is het begin.’

 

Toevalligheid en traagheid
Biewenga werkt altijd aan meerdere schilderijen of objecten tegelijkertijd. ‘Ik heb wel eens gehoord dat Armando zich voorneemt in één dag een schilderij te maken. Dat is voor mij onmogelijk. Ondenkbaar. Het duurt bij mij weken, soms maanden voor ik kan beslissen of iets af is.’ Wim toont een schilderij waarin het zwart uit het bovenste deel links aan de rand is doorgelopen in het wit van de onderste helft. Hij heeft het zo gelaten en een zwart vlakje in de rechter onderhoek geprikt om een nieuw evenwicht te vinden. ‘Toevalligheid is voor mij belangrijk, maar ik laat er wel tijd over heen gaan om te kunnen beoordelen of het voor mij acceptabel is, of het z’n kracht behoudt. Het kan in het ontstaansproces een rol spelen, maar dat wil niet zeggen dat het blijft staan.’

In het oude werk van Biewenga zie je hier en daar speelgoedfragmenten opduiken. Meccano structuren in schilderijen of houten constructies die op peuterspeelgoed lijken. In het atelier duiken her en der ook onderdelen van ouderwets kinderspeelgoed op en op Biewenga’s werktafel staat een doos vol met houtjes van allerlei afmetingen, soms gekleurd, soms geboord. Biewenga heeft ze zelf gemaakt, maar hij zou ook een telraam of een timmerspelletje van zijn (klein)kinderen ontrafelt kunnen hebben; de kleuren en het doorleefde karakter van blokjes maken het aannemelijk. De houtjes worden gebruikt voor vormschetsen of ze gaan op in een definitief werk. ‘Ik ben lang bezig met een werk en ik vind het jammer om dat gegeven weg te werken. Die aarzeling, dat spoor van subjectiviteit, zit er op deze manier toch in. Dat een onderdeel van het werkpoces zichtbaar blijft, lijkt me voor de kijker ook interessant.’

 

Aardse abstractie
Om te kunnen beginnen met een schilderij zoekt Biewenga naar een startpunt. Dat kan zijn door kleine schetsjes te maken, door te schuiven met houtjes of door een foto als uitgangspunt te nemen, vooral van formeel opvallende zaken. Ze zijn op de wand boven  een werktafel geprikt: strepen op het asfalt, een gekke hoek van het oprijdplatform van een boot. ‘Ik streef nooit naar reproductie, het is meer een manier om te beginnen.’ Het startpunt kan ook een tekst zijn. ‘Ik lees nu veel Pessoa.’ Hij pakt zijn exemplaar van Het boek der rusteloosheid van de Portugese dichter erbij. ‘Dan zet ik een tekst op het doek. Om het puur formele kwijt te raken. Maar die tekst verdwijnt volledig en het speelt daarna ook geen rol meer. Ik heb geen behoefte om metafysische gevoelens aan mijn werk te verbinden, ik wil het aards houden.’

“In 2005 zag ik het werk van Raoul De Keyser bij de Pont in Tilburg en de manier waarop hij speelde met omgeving en detail was voor mij zeer herkenbaar in die periode. Daarna ben ik een stap verder gegaan en kwam Mondriaan om de hoek kijken. Zijn formele abstractie heeft voor mij geen utopische gronden, zoals bij hem, maar ik grijp het aan om vorm en kleur te bevrijden van een referentie naar de bestaande werkelijkheid. Dat is van wezenlijk belang: je kijkt naar iets, zonder daar iets aan te koppelen. Mondriaan constateerde met zijn titels ook enkel wat er was, de rest is aan de kijker.”

Het gegeven van abstractie is elke dag opnieuw een worsteling. De lijn tussen abstractie en figuratie is ragfijn en is bovendien uiteindelijk geheel afhankelijk van de onvermijdelijkheid van de associaties van de kijker. Een horizontale streep is al snel een landschap, een serie aflopende horizontale en verticale lijntjes een trap. Voor Biewenga is het helder: “Het is echt een vereiste voor mijn werk: géén relatie met de werkelijkheid, het schilderij op zich is een werkelijkheid.”

25 januari 2013
Tekst: Jantine Kremer
Foto’s: Jolanda Meulendijks