Het atelier van Ron Jagers

Ja, mits, Nee, tenzij

Wie onder luid geklingel van de bel binnenwandelt in het oude winkelpandje onder het woonhuis van Ron Jagers in Amersfoort en naar achteren doorloopt, belandt in een ruimte met weinig binnenvallend daglicht, maar met wanden vol boeken, objecten, foto’s, schilderijen en een waterval aan andere spullen, gestaag doorsijpelend tot op de vloer. ‘Iedere dag zit ik hier beneden. Om 9 uur. Dit is mijn huiskamer. Boven heb ik eigenlijk niets te zoeken. Ik vind het wel prettig, die rommel.’ Voor we de bel weer laten klingelen bij het verlaten van zijn atelier, vertelt Jagers dat hij normaal gesproken geneigd is een rookgordijn op te trekken. Tevreden met mezelf fiets ik naar huis. Of houd ik mezelf voor de gek?

Schipperen

De eerste rookpluimen beginnen namelijk al lichtjes op te stijgen als ik aan het begin van het gesprek plaatsneem op een wiebelig stoeltje met zebraprint en wat ongemakkelijk schipper tussen u en je. Ik vraag wat zijn voorkeur heeft en terwijl de meeste mensen deze vraag toch enigszins gegeneerd wegwuiven, antwoordt Jagers: ‘Ja, zeg eigenlijk maar u, dat vind ik wel prettig.’ Zelf doet Jagers niet aan vousvoyeren; ‘Als ik in het stadhuis ben, heeft iedereen het over ‘meneer de burgermeester’, maar ik zeg gewoon ‘Hé Lucas!’

Het stadhuis en de bureaucratische molen van de gemeente zijn voor Jagers vertrouwd terrein. Als tiener zet hij zich al in voor het behoud van zijn stad en beland via speelse acties op straat in de vergaderkrochten van het stadhuis. Is dat niet behoorlijk geëngageerd voor die leeftijd? Jagers denkt dat dat wel meevalt. ‘Toen ging alles eerder. Zeker in het Soesterkwartier. En nu zie ik het ook nog wel. De mensen van Per Expressie (de Amersfoortse stichting van en voor jonge kunst- en cultuurenthousiastelingen – JK) hebben dat ook. In die zin denk ik niet dat er zo veel veranderd is. Alleen worden nu alle risico’s uitgebannen. En dat was vroeger wel anders. Nu moet je voor elke scheet een vergunning aanvragen.’ Als voorbeeld noemt Jagers zijn KunstLimo; een prachtige, comfortabele limousine waarin een piepklein publiek op voorstellingen wordt getrakteerd. ‘We kregen geen vrijstelling om de limo te parkeren.’ En wat doe je dan? ‘Ja, dan doe je het toch, maar dan zonder vergunning. Zodra het in een soort onredelijke toestand komt, dan zeg ik, ja dáág! Maar je moet de risico’s tegen elkaar afwegen.’ En soms een beetje liegen. ‘Ooh, ja, die ben ik vergeten, zeg je dan. Je moet schipperen, volgens goed Katholiek gebruik; Ja, mits en Nee, tenzij . . .’

Houtje-touwtje

De KunstLimo is een van de vele projecten die geïnitieerd zijn door Jagers. Zo maakt hij momenteel tot ver buiten de landsgrenzen furore met De Stille Fanfare, is hij medeorganisator van parasitair Festival Franje en is zijn ‘theatrale beveiligingsact’ de Gorillaas voor geïnteresseerden zomaar te boeken. Allemaal projecten die hij jaren geleden startte, maar die nog steeds hier en daar opduiken. Hoe houdt hij ze toch allemaal draaiend? ‘De projecten die ik doe zijn niet geïsoleerd. En door de dingen die ik doe, leg ik veel contacten.’ Later voegt Jagers daar nog bescheiden aan toe; ‘En ik ben wel een beetje houtje-touwtje, ik ben niet zo’n perfectionist.’ Ter illustratie laat hij een piepschuimen constructie zien, een zelf gefabriceerde houder voor een beamer. Die moet precies goed neergezet worden, anders werkt het niet. Kost dat niet meer tijd, uiteindelijk? Hij kijkt enigszins schaapachtig op. ‘Ja, eigenlijk wel. Sommige kunstenaars zeggen: ik ga me specialiseren en daar dan heel goed in worden. Dat kan ik bij anderen erg waarderen.’ Maar specialisatie lijkt voor Jagers niet te zijn weggelegd. Hij doet veel. En dan nog een beetje meer. Zijn nieuwste project: de Prins Bernhard Fanclub. Een eclectische samenloop van omstandigheden met veel oranje merchandise en hilarische foto’s.

 

Ooh en aah

Jagers brengt zijn ideeën graag persoonlijk onder de mensen, hij wil het publiek echt bereiken. Maar blijft hij door die veelheid aan projecten juist niet moeilijk te plaatsen en daardoor wat ongrijpbaar en ongemakkelijk? ‘Op het moment dat je kiest voor het wat extreme gedoe, voor ’t grotere verhaal, spektakel kunst, dan roepen mensen wel ooh en aah, maar het blijft drijven, mensen denken niet na over de consequenties. Kleine veranderingen, klein ongemak, dat blijft langer hangen.’ En daar is de meanderende rode draad in het omvangrijke, eclectische oeuvre van Jagers: het kleine ongemak of de schurende afwezigheid, niet zelden gecombineerd met iets uitbundigs of hilarisch. De kleine vreemdheden of veranderingen die ongemerkt binnensijpelen in het leven van de soms onvoorbereide of toevallige voorbijganger. Deze subtiliteit zit ook in de fotoserie die is opgehangen aan de muren van de kleine expositieruimte die als entreeruimte voor Jagers’ atelier functioneert. Het zijn portretten van ouders die schuilgaan achter de peuter die ze op hun arm dragen. Terwijl mijn aandacht wordt afgeleid door de achtergrond van kleurrijke patronen, cirkelen mijn gedachten van een afstandje rondom het idee van ouders die zich door hun kinderen met liefde het vrije uitzicht laten ontnemen. Of verschuilen zij zich? ‘Ik heb de hoofden van de kinderen iets groter gemaakt. Maar dat luistert heel nauw. Als je ziet dat het gefotoshopt is, dan is het niet goed. Ik zit hier dus vaak, een uurtje of zo, te kijken, gewoon te kijken, of het klopt, wat er anders moet.’

 

Vooroordelen

Tegenover deze portretten, hangt een serie foto’s, zwart omkaderd en gepresenteerd op een dikke witte ondergrond, die  de titel Duitse Winter draagt. In het desolate en onheilspellende wit met grijze winterlandschap doemen hoge, houten huisjes op. ‘Dat zijn Hochsitzer, jachthuisjes. Ik dacht, ik draai het eens om. Ik heet Jagers, ik ga maar eens op pad om die jachthuisjes te schieten. Ik heb foto’s gemaakt vanuit de auto.’ Rijdend, wel te verstaan. De combinatie van de titel en de jachthuisjes blijkt niet alleen bij mij de associatie met concentratiekampen op te roepen. ‘Er was zelfs iemand die er een wilde kopen, tot dat hij er achter kwam dat het helemaal geen kampfoto’s zijn. Je hoopt dat mensen zich realiseren met welke vooroordelen ze rondlopen.’ Opnieuw het kleine ongemak waar Jagers zijn vinger op legt.

Ook het functioneren van het geheugen, herinneringen en het idee van tijd spelen een rol in zijn foto’s. Zoals in het project waarbij Jagers een model een jaar lang elke maand op dezelfde dag en hetzelfde tijdstip fotografeerde. Deze twaalf foto’s presenteerde hij in een totaal verduisterde ruimte. De bezoeker zag met zijn lamp telkens maar een foto tegelijk, waardoor vergelijken onmogelijk werd. Hoewel de portretten nagenoeg hetzelfde lijken, zijn er fracties van verschillen. De twaalf momenten en de manier waarop de kijker ze heeft opgeslagen, vloeien samen tot één beeld waarmee de kijker weer naar buiten stapt. ‘Fotografie gaat vaak over techniek, wat de techniek biedt is het opperste. Hiermee bied ik een tegenbeweging. Deze maandelijkse gemoedstoestanden komen samen in een beeld.’

Rookgordijn

Jagers heeft zich zojuist aangesloten bij Galerie de Ploegh. ‘Ik heb me altijd afzijdig gehouden van kunstenaarsverenigingen, maar zo’n lidmaatschap dwingt je wel om te zorgen dat er iets afkomt. Ik heb steeds veel dingen voor anderen gedaan. Maar als je echt iets wilt maken, dan moet je daar tijd voor vrij maken, dan heb je leegte nodig. Een aantal dingen moet blijven, omdat het goed is om dingen te blijven doen. Maar het organiseren van tentoonstellingen bijvoorbeeld, dat ga ik verminderen. Het zal mijn leeftijd wel zijn, maar ik heb ook focus nodig.’ Goed, dat klinkt vrij helder, ondanks dat het wat uit de toon valt bij zijn explosieve atelier. Maar hoe zit het dan met het rookgordijn?

Overbodig. Met zijn poëtische en melancholische inslag – waarvan de Stille Fanfare en de wolkenfoto’s getuigen – die de concurrentie moet aangaan met zijn recalcitrante en opstandige natuur, is het actief optrekken van een rookgordijn volstrekt overbodig.

29 september 2015

Tekst: Jantine Kremer

Foto’s: Jolanda Meulendijks