Het atelier van Regula Maria Müller

Japanse precisie

Of we bang voor honden zijn, vraagt Regula Maria Müller als we de keuken binnenlopen van haar huis in Egmond aan de Hoef. Een vraag die me altijd een beetje zenuwachtig maakt; is er een reden om bang te zijn? De hond die vanuit de kamer nieuwsgierig naar ons toe komt rennen is echter volstrekt hartveroverend. Ze blijft bij ons; als we in de woonkamer een kopje thee drinken, als we even bij Müllers man Moritz Ebinger in zijn atelier kijken en ook als we uiteindelijk de trap op gaan naar het atelier op zolder, het domein van haar baasje. Daar gaat ze op het tapijt middenin de ruimte liggen en wacht geduldig tot het tijd is voor haar middagwandeling.

Met de duinen zo dichtbij, was de verhuizing naar Egmond aan de Hoef voor Müller reden om veel te gaan wandelen. Maar na een tijdje kreeg ze niemand meer mee. Dat was het moment waarop haar man en kinderen haar een hond cadeau deden. Nu is wandelen het eerste dat Müller ‘s ochtends doet. Ze staat op, drinkt wat en gaat dan een half uur op pad. De duinen zie je vanuit haar atelier al gloren. En daarna aan het werk? Dan eerst koffie. En dan aan het werk. ‘En als ik er goed in zit, wordt het werk alleen door de middagwandeling onderbroken.’

Genot is een deugd
Beide ateliers bevinden zich in een verbouwde schuur aan de achterkant van het huis. De benedenverdieping wordt in beslag genomen door een imposant zelfgebouwd depotrek vol tekeningen en schilderijen van Ebinger, een grote vitrine met een schip van knäckebröd en nog heel veel meer spullen. Als we boven komen, heerst er rust. Bovenaan de trap voor het raam staat een weefgetouw en middenin de ruimte nog een. Onder het dakraam, met uitzicht op de duinen, staat een groot bureau. Daaromheen boeken, ladekasten en dozen die duizenden kraaltjes en garens herbergen en stapels papier en prachtige voorbeelden van Müllers fotocollages.

In Zaandam deelt Müller het atelier nog met haar man. ‘Maar ik kon er niet meer tegen. Hij werkt heel anders, we doen zelden iets samen. Hij tekent heel veel en ik teken helemaal niet. Ik heb het zo in mijn hoofd.’ Het maken zelf is voor Müller het belangrijkste, ze maakt geen schetsen, ze begint gewoon. Soms komt ze dingen tegen die haar fascineren. Zo leverde de mythe Leda en de zwaan verschillende werken op en was Erasmus’ Lof der Zotheid het uitgangspunt voor een serie organisch gevormde en van glinsterende kraaltjes gemaakte hoofddeksels. Maar meer dan een vertrekpunt is het bijna niet. Müller volgt haar eigen pad; ze hernoemt de ondeugden hier en daar en twijfelt bovendien openlijk aan het idee dat het ondeugden zijn die de zotheid voortbrengt; ‘Genot is toch eigenlijk een deugd?’

Geblazen glas
Een aantal van haar ruimtelijke werken bevat ook glas, bijvoorbeeld de van Chinees papier gebreide wolken die soms om glazen bollen gevormd zijn, soms juist hun weg binnen het glas vervolgen. Maar ook haar kleurrijke kronen bevatten glazen onderdelen waarvoor ze samenwerkt met een vaste glasblazer. ‘Hij werkt met laboratoriumglas, buizen. Dus gekleurd glas kan niet. Maar hij is erg goed, hij snapt altijd precies wat ik bedoel en hij kan het ook altijd weer heel makkelijk aanpassen. Soms zit ik tegenover hem en roep ik al eerder ‘stop!’, dan is het al goed. Ik heb het ook zelf geprobeerd, het glasblazen, maar het is heel erg moeilijk.’

Het verwerken van de piepkleine glaskralen in haar ruimtelijke werk vergt veel tijd en concentratie. Daarom werkt Müller afwisselend ook op haar weefgetouw – waar ze experimenteert met verschillende materialen en diktes van het garen en patronen – en aan haar fotocollages. De foto’s die ze gebruikt zijn altijd van haar zelf en ze fotoshopt nooit. Haar onderwerp is vrijwel altijd de natuur – bloemen, bomen, bladeren, water. Ze legt verschillende lagen over elkaar heen en werkt ze open met behulp van een prikpen. ‘Ik prik tot het uitvalt. Snijlijnen vind ik niet mooi.’ Het prikken levert een parelachtig randje op dat het licht vangt, net als de kraaltjes die ze ook in haar collages verwerkt.

Monnikenwerk
‘Die hele kleintjes komen uit Japan.’ Müller pakt er doosjes en zakjes vol kraaltjes bij en laat tientallen kleuren zien. ‘Miyuki beads, ik koop ze via een echtpaar in Drenthe. De mooiste kleuren hebben ze en ze zijn allemaal hetzelfde. Ook de gaatjes zitten op precies dezelfde plek. Als ik goedkopere kralen koop, dan moet ik soms de helft weg doen.’ Eind vorig jaar verbleef Müller voor een werkperiode in Japan. Ze ging ook op bezoek bij een glaskralenfabriek. ‘De Japanse kralen zijn er in de mooiste kleuren. Ik kwam met kilo’s kraaltjes terug.’ Ze verbleef net boven Osaka en maakte een installatie van gebreid Chinees papier en glas voor een expositie in een voormalige school. Aan haar was het scheikundelokaal toegewezen. ‘Misschien omdat ik gezegd had dat ik iets met wolken wilde doen.’

Müller reist nog een maand rond en fotografeert veel. Bij een foto van een naaldboom vertelt Müller hoe monniken bezig waren systematisch naalden uit de boom te verwijderen. Wonderlijk genoeg niet voor het welzijn van de boom, maar voor de esthetiek; ‘De boom krijgt zo een mooier, meer open karakter.’

Nog maar 5000 kleuren
Japan biedt niet alleen eindeloos meer keuze in kraaltjes, maar ook in garen. Müller laat foto’s zien van haar bezoek aan een vrouw die kledingstukken maakt voor de keizerlijke familie en voor het theater. ‘Ze klaagde dat ze nu nog maar kon kiezen tussen 5.000 kleuren, vroeger waren het er 20.000. In Nederland kan ik maar uit 50 kleuren kiezen.’ Een foto toont de dame, zittend op de grond, met twee omslagen. ‘Ik vroeg haar waarom de afbeelding niet in het midden zit. ‘Dat kan alleen maar iemand vragen die niet uit Japan komt’ antwoordde de vrouw. Voor hen is het zo vanzelfsprekend, ook dat heeft te maken met een verfijnd gevoel voor esthetiek en compositie.’ Als Müller nog een lade opentrekt zien we prachtig handgeschepte vellen papier met geografische en organische patronen, meegenomen bij een papierfabriek die ze ook bezocht in Japan.

‘Japanners hebben dat in alles. Hoe hele gewone dingen ingepakt worden vind ik al geweldig,’ zegt Müller over het Japans gevoel voor esthetiek, verfijning, kleur, details. ‘In Japan speelt het idee dat alles een ziel heeft ook nog heel sterk een rol. Zakenmensen laten bijvoorbeeld hun auto nog even inzegenen voor vertrek.’

Müller was al eerder in Japan en ze zou graag snel weer teruggaan. ‘Het eten is er heerlijk. En ze zijn zo vriendelijk. Ik moet altijd weer wennen bij aankomst in Nederland; zo luidruchtig en lomp zijn de mensen hier.’ Het liefst zou ze er wonen. En dat zou weleens een mooie kruisbestuiving op kunnen leveren; ‘In Kyoto zijn ze technisch en ambachtelijk heel goed, maar ook heel nieuwsgierig en erg op zoek naar nieuwe ideeën.’

Mocht het ervan komen; de hond zal ook vast goed kunnen aarden tussen al die vriendelijkheid. Nu maar hopen dat er ook veel te wandelen valt.

9 februari 2016
Tekst: Jantine Kremer
Foto’s: Jolanda Meulendijks