Het atelier van Olphaert den Otter
Opperste staat van ontspanning
De prachtig duistere, hoge gang van een oude school in de Rotterdamse wijk Kralingen, leidt ons naar het atelier van Olphaert den Otter. Volgens de kunstenaar een prettig vierkante ruimte: ‘Het voelt als een kubus. Ik hou wel van een soort eenvoud.’ De inrichting van de kubus is sober en overzichtelijk. De entree bevindt zich onder de entresol, met links een keukenblokje en rechts een kleine werkruimte en opslagplek. Bovenop de entresol uiterst efficiënt precies passende kasten en aan de voorkant een trap die Den Otter over de lengte heen en weer kan schuiven. In de rest van de ruimte is de vloer leeg; de spaarzame kasten, stoelen en tafels tegen de wand geschoven, schilderijen aan de muur.
Wat direct in het oog springt; de manshoge, betonnen houtkachel in de hoek bij de hoge ramen. Den Otter stookt het in de winter een uurtje of twee op – met hout uit het stadspark – en dan is het de rest van de dag warm genoeg. Net als thuis is hij ook in zijn atelier helemaal van het gas af. Hij laat ons de katalysator zien die hij recent heeft aangeschaft; een bakje vol metalen vormpjes, die het fijnstof uit de pijp moeten filteren.
Lange adem
Het zegt veel over deze consciëntieuze man, die uit milieuoogpunt al biologisch en vegetarisch at, ver voordat het gemeengoed was. Aan Den Otter zul je niet snel een grilletje of een tijdelijkheidje ontdekken. Alles doet hij met lange adem. Zo ook zijn werk. Hij plant eerder een jaar vooruit dan een dag. ‘Het heeft te maken met volkomenheid, een pad tot het einde aflopen. Ik ben geen dwaler. Ik verwerp dat niet, maar ik zie een enorme overwaardering voor het onaffe en het experiment; iedereen kan een klein stukje een warrig terrein oplopen. Er wordt van alles onderzocht. En wat dan? Het is te vrijblijvend, je krijgt allemaal dingetjes. Het zou boeiend zijn als het tot conclusies leidt.’
Den Otter schildert al een jaar of 35 met zelfgemaakte ei-tempera; een nauwkeurig en precies klusje, waarbij hygiëne en precisie belangrijk zijn. ‘Verf maak ik eens in de twee weken. Dan kijk ik welke kleuren ik nodig heb.’ In tubes blijft de verf lang goed: ‘Ik doe het steriel en ik voeg er conserveermiddel aan toe, sorbinezuur, op advies van een apotheker.’
Den Otter kwam bij ei-tempera terecht tijdens zijn academietijd. Schilderen met olieverf beviel hem niet. Olieverf is alleen verdunbaar met terpentine en uit milieuoogpunt lijkt me dat al een minpunt, maar Den Otter had nog een ander bezwaar: ‘Je maakt in feite je verf stuk, met terpentine. Dus stapte ik over op aquarel. Maar ik wilde hele grote doeken maken en daarvoor is aquarelverf veel te kostbaar; je drukt zo een hele tube leeg voor een doek. Toen heb ik twee jaar gezocht naar een goed alternatief en ik kwam uit bij ei-tempera, vergelijkbaar met gouache.’
Ei-tempera, een combinatie van eigeel, lijnolie en water. En pigmenten natuurlijk; in een open kast in het atelier staan tientallen, overwegend glazen potten met poederachtige, kleurrijke inhoud. Bijna allemaal gekregen. ‘Een aantal keer in vrij korte tijd heb ik pigmenten aangeboden gekregen van gestopte of overleden collega’s. Vaak schitterend materiaal.’ Jarenlang was het voor Den Otter nastrevenswaardig om met weinig kleuren veel te doen. ‘Een wat calvinistisch verlangen naar soberheid. Maar de laatste tijd valt dat streven weg. Ik kocht een boek over kleuren, dat zo boeiend en wetenschappelijk pigmenten behandelt; de diversiteit van kleur, maar ook de reflectie van licht door microscopische structuur. Ineens werd ik nieuwsgierig naar de inhoud van die potten. De doos van Pandora ging meteen open! Je moet zelf je eigen stelligheid ook durven bestrijden, wil je vooruit komen.’
Stilzetten
Nog iets met een lange adem; zijn niet-eindigende reeks World Stress Painting , waarmee Den Otter in 2009 startte. De meeste werken zijn van bescheiden afmeting, 18 bij 26 centimeter, en dertig daarvan zijn op het moment van het atelierbezoek uitgeleend aan de Hamburger Kunsthalle in de tentoonstelling Entfesselte Natur. Das Bild der Katastrophe seit 1600. ‘Rechts van mijn werk hangt een Jan Asselijn en links een Egbert van der Poel. Als ik daar rondloop word ik duizelig.’
Af en toe maakt hij een meer dan manshoge, op doek. Vier maanden doet hij daar over. ‘Ik werk altijd aan een ding tegelijk. Het is toch een soort karakter, waarmee ik in gesprek ben. Dat onderbreek je niet zomaar.’ De meest recente hangt in het atelier, een apocalyptisch landschap van puin en ruïnes. ‘Puin moet je heel nauwkeurig schilderen, anders is het niks.’ Voor die periode van daadwerkelijk schilderen zit een ongeveer even lange aanloopperiode. Den Otter laat in zijn schetsboek zien hoe hij eerst een tekst schreef en een schets maakte. Bepaalde onderdelen van het schilderij kregen in de loop van de tijd steeds concreter vorm, door de dingen die hij zag tijdens zijn reis naar Rome bijvoorbeeld.
Het grote schilderij is een samengesteld landschap, maar de meeste World Stress Paintings zijn gebaseerd op bestaande foto’s. Den Otter laat een map zien, met daarop TO DO WSP, een belangrijke, maar bescheiden ogende map, op de bovenste plank boven het keukenblokje. ‘Foto’s uit de media, dat is belangrijk. We leven in een vluchtige mediacultuur. De krant ligt de volgende dag in de kattenbak. Digitaal is het nog veel erger. Terwijl het beelden zijn met een grote impact. Er is iets onethisch aan die vluchtigheid van het menselijk leed. Als er beelden bij zijn die er toe doen in mijn ogen, dan knip ik die uit. Ik zet ze stil.’ Den Otter haalt een voorbeeld uit de map: vrij centraal in beeld zie ik een man, te midden van ruïnes, van chaos. Voorin het beeld staat een jongen. ‘Ik kan nu al zeggen wat er gaat veranderen; die mensen gaan eruit, zij absorberen onze emotie. Ik wil het vergemakkelijken om de kijker zich tot de situatie te laten verhouden, in plaats van tot de mensen die zich in die situatie bevinden.’ Maar hoe zit het met de esthetiek? Hoe gaat het esthetische beeld samen met het rampzalige dat het voorstelt? ‘Op de academie ben ik daar oneindig op gewezen. Inmiddels hoor ik steeds minder dat mijn werk te illustratief, te esthetisch is. Voor mij is het geen issue. Dat het mooi wordt, is voor mij niet het uitgangspunt. Het wordt vanzelf mooi, daar helpt geen moedertje lief aan.’
Boogschutter
‘Ik gebruik twee soorten foto’s; de foto’s die ik vind, zoals voor de World Stress Paintings en de foto’s die ik zelf maak. Daar hoef ik minder lang naar te kijken, dat is mijn schets.’ Een voorbeeld daarvan is de serie Postcode . In opdracht van Gemeentearchief Amsterdam maakte Den Otter deze reeks schilderijen, waarvoor hij zelf slaapplaatsen van daklozen fotografeerde. ‘Van het tweede soort, de foto’s die ik vind, maak ik een schets. In mijn hoofd, niet op papier.’ Dat doet hij door er heel lang naar te kijken. En nog eens naar te kijken. Den Otter haalt een foto van een landschap tevoorschijn, stroken groen, bruin, lucht. ‘Ik moet laten zien dat dit een beschadigd landschap is. Ik weet nu nog niet hoe ik dat kan doen.’ De foto toont geen afgebrokkelde huizen, verkoolde boomstronken of boomkruinen net boven het wateroppervlak. ‘Voordat ik begin met schilderen, moet ik weten wat ik ga doen, Ik moet weten óf het kan. En hoe. Ik deconstrueer de foto, om een schilderij te kunnen construeren. Ik bouw van achteren naar voren op. En ik begin altijd met de lucht, met daarop de horizon.’ Want ei-tempera is geen medium dat zich makkelijk laat overschilderen. De lagen moeten daarom uiterst zorgvuldig en planmatig worden opgebracht. ‘Ik ben een boogschutter,’ voegt Den Otter daaraan toe. Niet als sterrenbeeld, ‘nee, echt, een boogschutter, ik heb daarboven mijn pijl en boog staan. Voordat je loslaat, weet je als boogschutter al waar de pijl terecht moet komen.’
Een boom staat altijd goed ‘Maar dat betekent niet dat ik nooit improviseer, er gebeuren vaak dingen onderweg die onvoorzien zijn.’ En dan komt zijn jarenlange ervaring goed van pas. Den Otter voert als voorbeeld Roger Federer op en vertelt – met inzet van zijn eigen lange lichaam – hoe deze toptennisser ooit een bal langs het net sloeg en daarmee won. Hoe kon het dat Federer die beslissende beweging op dat moment kon maken? Een kwestie van virtuositeit, oefening, discipline. Het zit in zijn systeem. En zo is het ook met Den Otter. Hij werkt al zo lang met tempera, hij is tot in zijn haarvaten geoefend. ‘Het mislukt nooit.’ Nooit? ‘Nou, bíjna nooit. Ik breng mezelf in stelling. Ik ben bezig het mogelijk te maken. In opperste staat van ontspanning’.
En er is nog iets: ‘Er is meer goed dan je denkt. Als je in een bos loopt, denk je ook niet; wat jammer dat die boom niet iets meer naar links staat.’
5 oktober 2018
Tekst: Jantine Kremer
Foto’s: Jolanda Meulendijks