Niets menselijks de auto vreemd
Het atelier van Olaf Mooij is gevestigd aan de Keileweg in Rotterdam. Een straat met een beruchte reputatie, maar op een zonnige lenteochtend oogt het wat het inmiddels (weer) is: een bedrijventerrein met een bouwmarkt op de ene hoek en een oud, overwoekerd fabriekspand op de andere. Dit monumentale gebouw van Stichting Kunst & Complex, in 1981 opgericht ‘wegens een gebrek aan betaalbare atelierruimte in Rotterdam’ herbergt tientallen kunstenaars, waaronder Joep van Lieshout en Charlotte Schleiffert, drie gastateliers en Buro Rotterdam, de ‘doe-het-zelf-galerie’ van Mooij en zijn vrouw Ellen Dijkstra.
Voor Mooij is het pand al meer dan 25 jaar zijn thuis. Tot een jaar of tien geleden zelfs letterlijk: net als een aantal andere kunstenaars woonde Mooij er met zijn gezin. Het gebouw aan de Nieuwe Maas staat echter niet als woning in het bestemmingsplan en werd al zodanig uiteindelijk onveilig verklaard voor bewoning; de gezinnen werden gesommeerd te vertrekken. De atelierruimtes zijn gebleven, gelukkig: ‘Ik zou niet weten wat ik moest doen als ik hier uit zou moeten. De onderhoudskosten zijn onze huurlasten. We hebben geluk met de crisis, want daardoor ligt alles stil.’
Rommelen
Het atelier van Mooij bestaat uit verschillende aan elkaar grenzende hoge ruimtes en is gevuld met materialen, kasten vol gereedschap, prototypes en kunstwerken in de maak. ‘Het is mijn ideale atelier: groot, zodat je er veel rommel in kunt bewaren.’ Sinds hij er niet meer woont, is Mooij elke dag tussen 10 en 17 in zijn atelier te vinden om te werken. Door de week, maar soms ook in het weekend. Hij arriveert met een plan, de avond ervoor bedacht. De meeste van de objecten waar Mooij aan werkt vergen echter droog- en bedenktijd, dus rommelt hij tussendoor tussen zijn georganiseerde chaos en ontstaan er onverwachte combinaties, zoals een stuurwiel van een modelautootje en het takje van een zojuist leeggegeten trosje druiven. Het miniatuurobject, afgewerkt met een glanzend, nattig ogend laagje hars, is een ding op zich, compleet met een houten voetstukje. Voor een zomertentoonstelling bij een kasteel heeft Mooij de Stuurtak (wat klinkt als iets dat zomaar echt zou kunnen bestaan) ook in het groot uitgevoerd. Het stuur gecombineerd met een uit de aangrenzende tuin gehaalde tak lijkt zich schrap te willen zetten in de onwillige betonnen vloer. De tak is dusdanig verzaagd en bewerkt met polyesterhars dat er net zo goed een geraamte van metaal in zou kunnen zitten, maar Mooij vindt het van belang dat de kern door een tak gevormd wordt. En dat zullen we weten ook; met bewonderenswaardig doorzettingsvermogen perst de tak tussen al die verschillende kleuren synthetische hars (die de tak een darmachtig uiterlijk geeft) zijn eigen hars; overal aan de oppervlakte verschijnen kleine oranje bultjes.
Ogen
In deze Stuurtak duikt maar een klein auto-onderdeel op, maar in veel van Mooijs werk speelt ons aller trouwe vierwieler een meer prominente rol. Duidelijk wordt dat Mooij de auto allang niet meer als een verzameling stalen en kunststoffen onderdelen beschouwt en dat misschien ook wel nooit gedaan heeft. En hij is niet de enige. Op de een of andere wijze treedt er een soort vermenselijking op. Zijn het de koplampen die op ogen lijken? Of is het zijn beschermende, schildachtige functie? ‘Mensen worden echt anders als ze in een auto gaan zitten. Soms haalt het echt het slechtste in je naar boven.’ Eind jaren negentig legt Mooij met de macho DJ Mobile het accent nog op het uitvergroten van functies en daarmee ook op het ego of de (gewenste) identiteit van de bestuurder. Een paar jaar later vermenselijkt hij de auto’s zelf door ze specifieke kapsels te geven en, zowaar, een brein; voor de Braincar (2005) monteerde Mooij witte reuzenhersenen op een auto waarmee hij overdag rondrijdt en die hij ’s avonds in het donker laat dromen. De overdag gemaakte films worden in het transparante brein geprojecteerd waardoor toeschouwers kunnen meedromen.
Sterfelijk
Als Mooij samen met zijn inmiddels beroemde Braincar in 2007 te gast is bij een televisieprogramma van de VPRO laat hij weten dat het met de auto’s nu wel ongeveer afgelopen is. Met de dromende Braincar had de auto het toppunt van menselijkheid bereikt en daarmee was sterven onvermijdelijk. ‘Daar vertel ik niet dat ik met pech langs de kant van de weg had gestaan met de hersenauto? Nee, dat was geloof ik vlak daarna.’ De pechsituatie verandert Mooijs redenatie: als een auto kan sterven, zoals de Braincar toen min of meer deed, dan zou geboorte automatisch ook tot de mogelijkheden behoren. Met alle gevolgen (miskramen, afwijkingen, mutaties) van dien. Auto’s zijn sindsdien door Mooij verbeeld als ongeboren foetussen, in vliezen gehuld en met ingeklapte wielen, als kostbare opgravingen, oeroud gesteende en eivormige natuurverschijnselen. Het lijkt er ook niet op dat ze binnenkort uit zijn oeuvre zullen vertrekken. ‘Ik ben ook blij met de rode draad in mijn werk. Daarbinnen kan ik van alles doen, experimenteren met allerlei materialen, zonder dat mensen zeggen; Wat doe je nu?”
Handig
Mooijs experimenteerzucht resulteert niet in eindeloos uitdenken en testen. ‘Ik ben heel handig in dingen doen. Ik maak geen proefje, dan zit daar al zoveel tijd in, dat vind ik jammer. Ik heb wel een boekje waar ik losse schetsjes in maak, maar ontwerpen doe ik vooral in mijn hoofd.’ Zo ook met het met kunstleer bekleden van een geschonken oldtimer, met als resultaat de aangenaam bolle Chesterfieldcar (2004) waarvan Museum Boijmans van Beuningen sinds 2006 de trotse eigenaar is; ‘Ik begin gewoon linksonder en dan kijk ik wel. Als het echt niet goed is, doe ik het over. Ik besteed sowieso weinig uit. Heel af en toe heb ik iemand voor het werken met polyester, omdat ik dat zo smerig vind, het pak, de gasmaskers.’
‘Ik vind het fijn om iets te maken wat mooi is, wat niet wringt. Misschien ben ik wel wat te esthetisch, ik kom ook bijna altijd symmetrisch uit. Dat probeer ik wel eens anders te doen. Het is een lastig punt. De volgende keer probeer ik misschien een muziekinstallatie aan de zijkant van de auto te bouwen, dan is het begin al niet symmetrisch.’ En over nieuwe plannen gesproken: in 2012 maakte Mooij in Canada een nieuwe versie van de DJ Mobile met behulp van allerlei soorten gebruikte luidsprekers. ‘Dat was zo mooi, ze hadden allemaal een ander geluid.’ De oproep voor tweedehands luidsprekers is hier in Nederland inmiddels ook al gedaan. Dus wie weet komt u Mooij binnenkort nog tegen; prettig luidruchtig en als het meezit – geheel tegen de gemiddelde auto-esthetiek in – ook nog lekker asymmetrisch.
13 juni 2014
Tekst: Jantine Kremer
Foto’s: Jolanda Meulendijks