Het atelier van Nan Groot Antink

VERVEN EN SCHILDEREN

In het voormalig schoolgebouw in Eindhoven waar Nan Groot Antink woont en werkt, is de vloer van haar spaarzaam ingerichte woonruimte lentegroen geverfd. Hoewel ze twee aparte werkruimtes heeft, sijpelen haar werkzaamheden onmiskenbaar haar woonvertrek in. Als Groot Antink beschuit met aardbeien smeert aan het aanrecht, staan achter haar op de grond een grote pan en een paar emmers met gele handschoenen op de rand, de basisbenodigdheden voor het verfproces.

Met de zon mee
Groot Antink werkt nooit met kunstlicht, met als gevolg dat haar werkdagen in de zomer een stuk langer zijn dan in de winter. Verder zijn haar tijden vrij strikt; ‘Na het opstaan ga ik een half uur wandelen en als ik rond negen uur aan het werk ga, begin ik met een half uur lezen, over kunst. Om halfeen zet ik een pot koffie en smeer ik boterhammen. Na een half uur ga ik weer aan het werk, tot vier uur, dan eet ik iets. Om vijf uur zet ik thee en ga ik er even bij zitten, laat ik alles wat bezinken.’ Haar ene atelier staat en ligt vol met haar pigmenten en gedroogde planten (uitgespreid op kranten en opgestapeld in bananendozen en plastic bakken) en met houten latten en een verstekzaag; dit is de werkruimte waar ze verfstoffen voorbereidt en lijsten fabriceert. Aan de andere kant van het schoolgebouw oogt haar schildersatelier meer als een kloostercel. Alleen de meest essentiële zaken, zoals een bureau, een kastje en een tafel voor het arrangeren van haar zogenaamde steeping pots; weckpotten gevuld met water, verfplanten en katoenen stof, die naar mate de tijd verstrijkt de kleur uit de planten opneemt. Aan de muur hangen drie kleine doeken met geschilderde cirkels. De ruimtes vertalen de verschillende energieniveaus van de werkzaamheden die er worden verricht; ‘Verven is tijdrovende, echt zware arbeid, het is actie. Schilderen is rust, veel meer in zichzelf gekeerd.’

Beeldelementen
Terwijl Groot Antink zich tijdens haar opleiding aan de TeHaTex en de Jan van Eyck bezig houdt met ruimtelijk werk en performances, lijkt haar huidige kunstenaarspraktijk volledig om kleur te draaien. Wat is er gebeurd? ‘Na het afronden van de Jan van Eyck wist ik niet wat ik moest doen. Ik ging op reis naar China en dacht; daar kom ik er wel achter.’ Dat blijkt niet helemaal zo te zijn, maar bij thuiskomst neemt ze wel de beslissing te gaan tekenen. ‘Maar tekenen is waanzinnig complex, je hebt met al die beeldaspecten te maken en dat bleek niet bij mij te passen; ik wil naar het wezen, naar de kern. Ik besloot de beeldelementen helemaal uit te rafelen en begon met kleur; twee jaar lang heb ik alleen maar kleurstudies gemaakt. Ik combineerde steeds twee vlakjes in pastelkrijt. Uiteindelijk had ik negen kleuren die voor mij China weergeven. Voor elke kleur nam ik een halflinnen doek van een meter bij een meter, waarop ik de pure pigmenten met zo weinig mogelijk binder aanbracht.’ Het werk zonder titel (1986-1988) hangt in een groot vierkant bij elkaar, waarbij intense roden en bruinen worden afgewisseld met blauw, geel en groen.

 

Naar de kern
Vervolgens concentreert Groot Antink zich op vorm; ‘Ik wilde werken met Chinese inkt en ging op de grond voor een groot, liggend doek zitten, wachtend op de juiste energie.’ Hoe lang, uren? ‘Nee, dagen, soms weken! Ken je het verhaal van de Chinese schilder die van de keizer opdracht kreeg om zijn haan te schilderen? Het duurde eindeloos voordat de keizer weer iets van de schilder hoorde. Uiteindelijk, na maanden, was het af; de schilder had de haan er in één seconde opgezet. ‘Waarom heeft het zo lang geduurd?’ vroeg de keizer. ‘Ik heb maanden naar uw haan gekeken om zijn wezen te kunnen weergeven.’
In uiterste concentratie gaat Groot Antink aan het werk: ‘Uiteindelijk kiepte ik een bak met inkt om en trok deze met een rubberen vloertrekker over het doek uit. En dan ging ik weg, om later te kijken hoe het geworden was, of er ook in zat wat ik erin had willen stoppen. Bij deze werken zie je als vooraanzicht alleen zwart, bekijk je het wat meer van de zijkant, dan zie je de zwartnuances en openbaart zich het beeld.’

Na twee jaar Chinese inkt en zwarte doeken, wil Groot Antink terug naar kleur. ‘Maar dan moest ik wel vérder.’ Een vriend raadt haar aan eens bij verfmolen De Kat te gaan kijken, omdat daar veel natuurlijke verfstoffen te verkrijgen zijn. Voor Groot Antink is het verven met natuurlijke verfstoffen geen onbekend terrein; als zestienjarige spon en verfde ze al wol. ‘Een prachtig proces! Het heeft iets magisch. En het past goed bij mijn wens naar de kern te gaan, het wezen van kleur.’ Na het werken met de verfstoffen uit het assortiment van De Kat, gaat Groot Antink zelf planten verzamelen waaraan verf onttrokken kan worden. ‘Als ik textiel in verfbaden van planten verf, nemen de vezels van het doek de verf volledig op. Zo komt kleur in een van haar meest pure vormen tevoorschijn.’

Hollandse serie (1991-1992) is een van de eerste werken waarvoor ze zelf planten verzamelde. Een stencil over de techniek van het verven met planten – bewaard van haar pedagogische opleiding – biedt houvast om haar eigen subjectieve keuzes uit te sluiten; ze gebruikt alle planten die daar beschreven staan. Groot Antink spant de doeken op spieramen van 35 bij 35 bij 4,5 centimeter en rangschikt de 78 tinten – variërend van lichtgeel via groen naar donkerbruin –
volgens het ruim honderd jaar oude standaardwerk Flora van Nederland van Heukels & Van Oostrom. De beweeglijke flonkering van de verschillende, door elkaar gearrangeerde tinten, doet mij direct denken aan de dambord composities van Piet Mondriaan (1919), maar voor Groot Antink is het veel te gemaakt om die verbinding te leggen. ‘Mondriaan ging ook heel ver, dat vind ik bijzonder, maar ik denk dat elke kunstenaar dat doel heeft, anders heeft het geen zin. Je moet nieuwe wegen durven vinden, verder durven gaan. Mijn werk pretendeert niet meer te zijn dan het is, het is wat het is, de kern van de dingen, het wezen. Dat is ook wel typisch voor De Stijl.’

Historisch
Ook voor een recente opdracht van het Textielmuseum Tilburg, sluit Groot Antink haar eigen esthetische voorkeuren buiten, door navraag te doen bij Universiteit Wageningen naar de biotoop op de plek waar nu het Textielmuseum staat. De zeven, meterslange, met verschillende vezels en bindingen geweven doeken verft ze met planten die daar waarschijnlijk ooit welig getierd hebben, zoals heide, heermoes en jeneverbes. Tijdens de groepstentoonstelling Rafelranden van Schoonheid (2016-2017) hangen de doeken als banieren naar beneden met aan de voet de desbetreffende planten in glazen potten. Serene getuigen van een opnieuw arbeidsintensief, tijdrovend en geurrijk proces; Groot Antink onderzocht in voorbereiding op dit werk de historische textielverftechniek die gebruikmaakt van urine als beitsmiddel en vroeg de mannelijke medewerkers van het Textielmuseum hun ochtendurine te doneren. Op 22 juli 2015 noteert ze in haar werkschrift; ‘De weefsels A t/m D uit de urine gehaald. Deze urinekuip heeft gisteren heel de dag buiten in de zon gestaan. Als je de deksel van de pan haalt ruik je ammoniak. Het stinkt niet meer, het ruikt dierlijk (…).’

Losser
Ondertussen gunt Groot Antink zichzelf wat meer vrijheden, niet alles hoeft volgens uitgebreide (kleur)onderzoeken. ‘Dat is al begonnen in 2009, toen werd ik gebeld door iemand van het Designhuis in Eindhoven; ze waren op dat moment de tentoonstelling Boer zoekt Stijl van Lidewij Edelkoort aan het inrichten. Ze misten nog iets. Of ik nog dingen had om neer te zetten, materialen waarmee je textiel verft.’ Nog diezelfde dag komt Edelkoort langs en niet veel later staat er in de tentoonstelling een glazen tafel waarop en waaronder (gedroogde) planten en materialen staan uitgestald die nodig zijn bij het verfproces, zoals emmers, pannen, glazen potten, rubberen handschoenen, houten lepels en lappen textiel. Erboven hangt een werk uit de Kimono-serie (2005). ‘Het was volkomen ad hoc, heel anders dan ik normaal gesproken werk. Maar ik had er erg veel plezier in.’ En dus verschijnen er steeds meer installaties van Groot Antink; steeping pots gecombineerd met opgespannen doeken en soms ook, zomaar, kleuren bij elkaar, waaraan geen strikt schema ten grondslag ligt, maar die gekozen zijn door Groot Antink zelf. Omdat dat nou eenmaal ook kan.

27 juni 2017
Tekst: Jantine Kremer
Foto’s: Jolanda Meulendijks