Het atelier van Marjolijn van den Assem
De kunstenaar en de filosoof
‘Vroeger bevond mijn atelier zich in een kast onder de trap, dat was overzichtelijk. Toen ik in mijn huidige atelier opeens de ruimte had, voelde dat veel te groot, ik had behoefte aan een schuilplaats. ‘Ik moet een tent bouwen,’ dacht ik.’ Naar die absolute geborgenheid is Marjolijn van den Assem nog steeds op zoek. Hoewel de kans klein is dat er zomaar iemand binnenwandelt in haar atelier op de eerste verdieping, zijn er aan de binnenkant van haar atelierdeur twee grendels bevestigd; de buitenwereld moet buiten blijven.
Aan de wanden hangen penselen en Chinese kwasten in de meest fantastische vormen en formaten. En op alle wanden tekeningen in inkt, potlood en krijt; klein, groot en soms ruimtelijk, gevouwen, uitgesneden. Het uitzicht van het raam wordt grotendeels geblokkeerd door stapels boeken op een werktafel, waarvan veel van de onuitputtelijke nalatenschap van Nietzsche. Aan deze tafel wordt vooral gelezen, tekenen doet Van den Assem op de grond, op handen en voeten, met intense gedrevenheid, onder het bovenlicht aan de andere kant van de ruimte. ‘Tot de uitputting erop volgt.’ Ze haalt enigszins laconiek haar schouders op.
Opvreten
Grenzeloosheid is kenmerkend voor haar kunstenaarschap. Van den Assem wil het leven en haar werk in al haar vezels voelen. Ze vertelt over de keer dat ze de vloer van haar atelier onder water zette; ‘Ik wilde me door water omgeven voelen, ik wilde me vereenzelvigen met het water, totdat ik het gevoel had dat ik zelf als een golf kon omslaan.’ Ze bouwt een vlot, gaat erop zitten, schrijft brieven en maakt de serie Tekeningen vanuit het water.
Met dezelfde intensiteit lijft ze ook Nietzsche in. Steeds opnieuw vormt een citaat van de Duitse filosoof aanknopingspunt en leidraad voor haar werken. Van den Assem lijkt daarbij steeds opnieuw de grenzen van haar begripsvermogen of intellect op te zoeken, ze zoekt steeds opnieuw naar iets dat ze niet begrijpt maar waarvan iets resoneert. ‘Ik lees, ik herlees, ik probeer te doorgronden, ik vreet de teksten op, ik maak ze me eigen.’
Nietzsche achterna
Lezen alleen is niet genoeg, ook al zet ze letterlijk haar tanden in Nietzsches teksten en schrijft ze ze over als basis voor een tekening, als een seismografische oefening. Van den Assem gaat de filosoof achterna, reist zijn reizen en bezoekt regelmatig zijn geboortegrond om er eindeloze wandelingen te maken. Tegelijkertijd wil Van den Assem altijd zo snel mogelijk weer weg van een locatie die ze bereikt heeft na een zorgvuldig voorbereidde reis. Ze heeft wel een fototoestel bij zich, maar dat gebruikt ze nauwelijks. Pas thuis, in het atelier gaat ze met haar ervaringen fysiek aan de slag. ‘Mijn methode is erop gebaseerd dat ik mezelf kan blijven verbazen.’ Aan het daadwerkelijke tekenen gaat veel tijd vooraf. ‘IJsberen, foeteren, lezen, herlezen, doorgronden, overschrijven, het in mijn hoofd herbeleven van de plekken die ik bezocht en die ik poog te verbeelden. In opperste concentratie.’ Is het eenmaal zover, werkt ze razendsnel. ‘Als ik een aanknopingspunt heb, probeer ik tot een bepaald sjabloon te komen, waarin ik steeds meer tot de kern kom.’ In series, eindeloos herhalend. ‘Het zijn geen variaties, ik probeer het steeds dichter te benaderen, de waarheid – die niet bestaat.’
Onzekerheid als drijfveer
‘Een leraar op de academie vertelde me al dat ik een natuurlijk gevoel voor compositie heb. Dat zou moeten schelen.’ Ze wijst naar de reeks op de muur waarin ze in oliepastel en inkt steeds opnieuw dezelfde rivier, vanaf hetzelfde standpunt vastlegt, maar die unieke tekeningen voortbrengt. ‘Ik ben trots op mijn moeizaam verworven vakmanschap.’ Onlangs was Armando op bezoek in haar atelier. Hij gelooft niet in vaardigheid. ‘Kunst is een avontuur!’ Daar is Van Den Assem het mee eens. ‘Maar als vakmanschap een gegeven is, kan het avontuur des te groter zijn en de onbevangenheid hoogtij vieren.’ Want Van den Assem vaart juist op onbevangenheid en het lijkt erop dat Nietzsche haar daarbij helpt. Alsof zij zichzelf door hem steeds opnieuw naar een teksten-moeras laat leiden, worstelend om droge grond te kunnen beklimmen of verder het water in te glijden. ‘Me invechten in Nietzsche, me daarna losmaken en tot autonome werken komen, dát is het patroon. Ik ben ervan overtuigd dat het uit de twijfel moet voortkomen. Zelfingenomenheid is schadelijk voor het werk. Als je weet hoe het werkt, kun je beter ophouden.’
Onder filosofen
Tegelijkertijd lijkt de intellectuele basis die Nietzsche haar verschaft ook een hunkering naar toegang tot het intellectuele veld. Tot haar verbazing is dat precies wat er ook gebeurt; er komen veel filosofen op haar pad en op uitnodiging van het Nietzsche Dokumentionszentrum Naumbug (Saale)(Duitsland) presenteerde ze daar in 2011 haar solotentoonstelling Seelenbriefe. ‘Voor filosofen is het kunstenaarschap een verademing van vrijheid van interpretatie.’ Want waar filosofen Nietzsche woord voor woord volgen, neemt Van den Assem de vrijheid om het te laten sneeuwen in de zomer. Zo vormde een begrip uit een brief van Nietzsche, ‘de dooiwind’, het uitgangspunt voor een aantal series tekeningen en schilderijen die schitterend zijn gebundeld in de lijvige publicatie de taal van de dooiwind (2014). Volgens Nietzsche bevat de dooiwind ‘overmoed, rusteloosheid, tegenspraak’ en vraagt hij zich af of het een wonder is ‘dat hierbij veel ondoordachts en dwaas’ aan het licht komt, veel baldadige tederheid, verspild zelfs (. . .)’ Tijdens een zeven jaar durend proces maakt Van den Assem tekeningen, schilderijen en ruimtelijke werken waarin het doorgrondingsproces van de tekst en haar bezoeken aan de landschappen uit Nietzsches leven met zijn specifieke vegetatie, rivieren en watervallen samenkomen in een wereld waarin feiten geen rol spelen, maar lijnen, verflagen, kleuren en alles wat zich daar tussen bevindt het verhaal bepalen.
Spannend
Van den Assem is duidelijk niet bang de pijnlijke of lastige aspecten van het leven op te zoeken. Ondanks de grendels op haar atelierdeur, haalt Van den Assem toch iedere maand vrijwillig de buitenwereld binnen. Door al zeven jaar lang, de eerste van de maand, klokslag middernacht, een ‘werk van de maand’ online te zetten, onderwerpt Van den Assem haar eigen werk aan een openbare proef. Voor €175 biedt ze een unicum aan voor de allereerste die zich meldt. Het bedrag komt terecht in haar materiaalfonds, voor de aanschaf van het kostbare museumkarton waar ze op werkt of voor lekker veel inkt, potloden, verf, krijt. Voor de potentiële nieuwe eigenaar van het werk is het spannend – men blijft er speciaal voor wakker – maar voor de kunstenaar zelf evenzeer. ‘Als de verkoop wat op zich laat wachten, slaat de twijfel toe. Maar meestal is het binnen een paar minuten bekeken.’
September 2016
Tekst: Jantine Kremer
Foto’s: Jolanda Meulendijks