Het atelier van Lidy Jacobs

VOELEN MET JE OGEN

‘Hier zit ik eindeloos te priegelen. Dan werk ik soms zo een uur aan een handje.’ Vanachter de ruime werktafel, diagonaal opgesteld in een lichte hoek van ramen, kan Lidy Jacobs haar woon- en werkkamer overzien. Haar appartement op de 12e verdieping biedt uitzicht op de markante Markthal en de bibliotheek van Rotterdam. Als we arriveren ontvangt Jacobs ons onberispelijk, geheel in het roze gekleed, maar tegelijkertijd koffiezetten én over haar kunstenaarschap praten lijkt haar geen goed idee. ‘Vroeger kon ik erg goed multitasken, maar nu doe ik dat niet meer.’ Dus het gesprek begint pas echt als we daar zitten, aan de werktafel.

Verweven

Is het fijn om te wonen en te werken op één locatie? ‘Nou ja, het is zo. En ik hoef geen atelier waar ik eerst hout moet gaan hakken om het behaaglijk te krijgen. Of een half uur moet reizen.’ En het past goed bij Jacobs leef- en werkritme die dag en nacht met elkaar verweven zijn. ‘Ik moet mezelf altijd naar bed knuppelen. Wat er zo fijn is aan de nacht? Het is rustig, overzichtelijk. Ik kan alle lampen zetten zoals ik dat wil. Maar ik ben ook dol op licht en zon hoor, ik moet naar buiten, elke dag, dat is een drang.’

Haar huis reflecteert de symbiose tussen werk en leven; overal, van direct achter de voordeur tot in de slaapkamer, hangen en staan bijzondere voorwerpen. Fragmenten van kleurrijke en veelvormige verzamelingen mixen bijna naadloos met haar eigen werk; haar bekende collages waarin ze soms kantachtig verknipte lichamen combineert met weelderige groei, haar aandoenlijke én uitdagende soft sculptures en haar meest recente claymorfs. ‘Ik hou ook wel van hele lege, rustige huizen, maar dat is gewoon niet mijn recept.’

Of ze aan meerdere dingen tegelijkertijd werkt, lijkt dan ook een overbodige vraag. Want ja, dat doet ze; Jacobs kijkt en herschikt en verandert. ‘Als ik dan bijvoorbeeld na een tijdje merk dat het beeld me niet aankijkt, leg ik ‘m eens andersom. Of op kop. Maar beelden hebben van zichzelf ook iets te zeggen, die gooien dan roet in het eten.’ Wijzend naar de gekochte beelden op de grond; ‘Op die leeuw, op die leeuw! En dan zeg ik, oké, je mag op de leeuw.’ Voor haar claymorfs gebruikt Jacobs bestaande beelden van allerlei materialen om te integreren in haar kleine sculpturen. ‘Ik gebruik artificiële klei, die ik gewoon hier thuis kan afbakken, in een IKEA-oventje op 100 graden.’ In bijna ijle kleuren roze, wit en grijs krijgen kleine bustes een nieuw gezicht en soms prachtige bloemige arrangementen op hun hoofd. Op de kast zitten rondom een miniatuurtafeltje van het laatste avondmaal geen apostelen meer, maar moesten de baarden plaatsmaken voor borsten en werden hun gezegende schedels verrijkt met hazenoren.

Verzamelaar

‘Twee keer in de week ga ik de rommelmarkt op. Ik ben een soort expert geworden op mijn eigen kleine manier.’ Ze vertelt over een speciale reis naar Engeland waarbij ze tuinen en antiekmarkten bezocht. ‘En ik volg ook veel van die antiekprogramma’s op televisie.’ Maar Jacobs gaat niet alleen op pad om dingen te vinden voor haar claymorfs. ‘Die leeuw, die is echt antiek en waardevol, die heb ik als studiemateriaal gekocht. Kijk die kop, dat is toch net een mannenkop?’ Jacobs is inmiddels trotse eigenaar van zo’n zestig barbies (onderdeel van een nog veel grotere, zeer uiteenlopende verzameling speelgoed), een prachtige collectie gekleurde glazen voorwerpen en allerlei soorten, weelderig groeiende, zelf gestekte bladbegonia’s. En dat is nog maar het topje van de ijsberg. ‘Ik was altijd al dol op families. Maar pas toen ik op mezelf woonde, ging ik min of meer los. Toen had je in Breda van die erg mooie vintagewinkeltjes, met handgemaakte kleding uit Parijs. Het paste niet altijd, maar dan hing ik ze aan de kast.’

‘En zo is het ook met mijn werk. Ik begin met één buste en dan komt er steeds eentje bij,’ doelend op de groep kleine sculpturen die middenin de woonkamer staat opgesteld; haar allernieuwste claymorfs.

Nooit gestopt

Als ik vraag hoe ze aan een werk begint, kijkt Jacobs me bijna niet-begrijpend aan. ‘Het is allemaal aan elkaar geplakt, ik ben nooit gestopt. Eigenlijk maak ik één ding; van het een leer je het ander. Bij alles wat ik maak, laat ik voor mijn gevoel iets liggen en dat pak ik dan op bij het volgende werk. Ik denk dat iedere kunstenaar er misschien wel van droomt of naartoe werkt ooit het ultieme werk te maken. Ik heb wel pieken, dan wordt het sterker dan ikzelf. Dan ben ik zo aan het communiceren met wat ik maak, dat de wereld echt heel ver weg lijkt. Een euforisch moment is dat. En het komt altijd heel onverwacht. Met Pink Couple had ik dat bijvoorbeeld, dat waren eerst twee beelden. En ik had het ook met Last Supper. Dat vind ik dan heel erg goed.’

Pink Couple (2009) is een van Jacobs vele soft sculptures; vaak fantastische vermengingen van mens en dier gemaakte van zachte materialen, die je graag zou willen aanraken. Jacobs begon er mee toen ze zichzelf fotografeerde, omgeven door knuffels. Maar toen ze ontdekte dat die pluchen beesten niet altijd terugkeken, leende ze soms een originele teddybeer. ‘Zo’n echte dure. Maar dat wilde ik toen niet nog een keer vragen.’ Dus kocht ze een patroon, in zo’n zakje, en maakte ze er een zelf. ‘Maar dat was net een aardappel, met van die uitsteeksels, weet je wel. Maar ik kon tekenen, dus paste ik het patroon aan, ook weer volgens dat zwaan-kleef-aan-gedoe; dat je alweer aan het volgende werk zit te denken, altijd haast; dat kan beter, dat kan spannender.’

Tastzin

Het werden wezens met lieve gezichten, dierlijke oren en staarten en soms uitvergrootte geslachtskenmerken. Dat in combinatie met de pornografische afbeeldingen die Jacobs, weliswaar verknipt, in haar collages gebruikte, achtervolgen haar voortdurend. ‘Ik zoek mezelf weleens, op internet, en dan schrik ik soms van wat ik tegenkom. Dan lees ik bijvoorbeeld ‘Mannen worden verliefd op mijn borstkonijnen.’ Als grote kop. Inmiddels denk ik dat seks wel overschat wordt. Er zijn nog zoveel andere, intieme manieren van aanraken.’ Ik herinner haar eraan dat ze in een interview in 1998 al aangeeft dat ze de erotiek in haar werk ook wel een beetje vermoeiend vind. ‘Oh echt, zei ik dat toen al? Ja, het is wel een issue. Ik heb dat onderzocht, nu is voor mij dat boek dicht. Plan S in het alfabet. Ik heb het idee dat ik nu meer archaïsche beelden maak, meer tijdloos.’ Dus maakt Jacobs een olifant met mensenbillen, een klassiek naakt met een giraffehoofd, een centaur met borsten en vier paar hakjes. ‘Het gaat me erom hoe mensen en dieren onderling contact maken, communiceren. Het gaat over tactiliteit.’ En dat is precies wat we nu misschien wel het meest missen. Van alle zintuigen wordt het kijken het meest geprikkeld en moet alles wat het oog bereikt tot in de puntjes verzorgd worden. Jacobs vertelt over haar bezoek aan een sauna niet lang geleden en hoe haar sauna-genoten gladgeschoren en met al dat ‘bestek’ daar beneden rondliepen. ‘Vrouwen met implantaten en mannen met spieren uit blik. Waar is de aaibaarheid gebleven?’

Daar tegenover staat de ervaring van het buiten zijn, de Rotterdamse wind voelen blazen. Bij een milde storm trok Jacobs erop uit en zag kauwtjes, in een boom. ‘En die vogels sprongen zo, hup, op de wind, om erop te hangen, zo boven elkaar. En ondertussen ook nog tegen elkaar tetteren. Dat is toch wel intiem. Ik voel dat dan ook, dat zweven, ik kan het dan ook bijna.’ En misschien is dat ook wel precies hoe je het werk van Jacobs moet ondergaan. Niet alleen kijken, maar ook voelen, zonder je handen te gebruiken; zie de soft sculptures en weet hoe zacht ze voelen tegen je blote huid, ervaar het gewicht van de oren op je hoofd. Zie de claymorphes en voel hoeveel interessanter de wereld zou zijn als je veelvormigheid echt volledig zou omarmen.

8 februari 2018
Tekst: Jantine Kremer
Foto’s: Jolanda Meulendijks