Het atelier van Lenneke van der Goot
Een kreukel van krijt
Het is bijzonder zomers voor de lente, de dag dat we Lenneke van der Goot in Amsterdam bezoeken. Aan de Veemkade waait een fris briesje over het water, maar in haar atelier op de derde verdieping onder het dak, is het warm.
Het gesprek begint al terwijl we de trappen beklimmen. Over de goederenlift die je niet als personenlift mag gebruiken. Van der Goot zit nu acht jaar in dit gebouw en alweer voor de tweede keer in de gebruikerscommissie van het ateliercomplex. ‘Maar soms voelt het toch alsof ik een nieuweling ben. Sommige gebruikers zijn er al vanaf de kraaksituatie in de jaren tachtig.’ Met makers bij elkaar zitten is fijn.‘ Je kunt makkelijk iets met elkaar delen. Dan komt er iemand langs met een vraag over papier bijvoorbeeld. En hier beneden hebben ze zaagbanken, dat is soms ook handig. Maar er is geen koffiedrinkcultuur, daar is het gebouw ook niet op ontworpen, elk atelier heeft een voordeur. En iedereen is, net als ik, blij om hier te zijn en te kunnen werken.’
En zo gaat het, de ruim twee uur die we bij Van der Goot doorbrengen; als er niet snel genoeg een volgende vraag komt, heeft ze al genoeg aanknopingspunten om verder te vertellen, graag en enthousiast. Duidelijk een optimist. Met bijzonder weinig lust tot stilzitten. Typerend daarvoor is haar samenwerking van afgelopen winter met de steendrukker Aad Hekker, om een jaarprent te maken voor Archaeopteryx Actuele Grafiek. ‘Je moet heel veel wachten tussendoor, want je ziet pas of iets gelukt is als je het hele proces doorlopen hebt. Maar als er zo’n stapel probeersels ligt, dan ga je daar toch niet stil naast zitten? Dan ga ik daar mee aan de slag! Dat doet zeker iedereen? vroeg ik. Maar nee, ik was de eerste. De meeste kunstenaars komen daar met een vast plan; die tekening of dat schilderij overzetten in een steendruk. Voor mij is het experiment juist interessant.’
Vaste rituelen op vaste tijden heeft Van der Goot niet nodig. Gewoon, beginnen. Of hiermee of daarmee. ‘Dat is juist zo fijn. Ik kan het helemaal zelf indelen. Als er iets in me opkomt wat ik wil uitproberen, maak ik daar direct ruimte voor. Ik kan eigenlijk altijd wel werken. Maar het is niet alleen functioneel, het is ook nog wel een beetje magisch. Als het niet lukt, ga ik er niet eindeloos mee stoeien, dan ga ik iets anders doen. Even opruimen. Of inkopen doen. En als het tijd is voor de belasting, speel ik kantoortje. Heb ik er nog lol in ook, pak ik mijn mappen erbij.’
Geen Rembrandt
Ik had Van der Goot al eerder bezocht in haar atelier en in mijn herinnering was het bijzonder netjes. Dat valt eigenlijk reuze mee. Maar een opbergsysteem heeft ze wel; onder de schuine wand staat een ladekast waar haar tekeningen op jaartal in zijn geordend en onder categorieën als ‘beginnetjes’ en ‘divers’. ‘Ik gooi niet heel snel iets weg, alleen als iets echt heel nutteloos is, echt mislukt, dan scheur ik het doormidden en gooi het weg, om te voorkomen dat het op de een of andere manier in die staat het atelier nog eens zou kunnen verlaten. Maar dat gebeurt niet vaak. Ik heb ook een bak met werk waarvan ik het gewoon nog niet weet.’
Dat ordenen is wel nodig. Ze oppert eerst dat het misschien compensatie is. Voor de chaos in je hoofd? ‘Misschien. Maar het werkt niet als je het niet hebt. Je kunt ook steeds na elke expo alles op een hoop gooien in je atelier, maar dat hou je misschien een jaar vol. Sommige kunstenaars ook wel twintig. Maar het is niet handig, je raakt dingen kwijt, of werken raken verkreukeld.’
En papier vraagt natuurlijk ook om een zekere mate van netheid. ‘Dat klopt. Ik hoorde eens van een conservator over een onderzoek naar de hoeveelheid bacteriën op tekeningen die zonder lijst waren tentoongesteld. Dat tekeningen daar echt te kwetsbaar voor zijn. En mij wordt ook verteld dat ik echt geen karton mijn atelier in moet brengen, vanwege de beestjes die erin kunnen zitten. Maar dan denk ik: tja, het is geen Rembrandt. En bovendien, het hele leven is kwetsbaar. Ik merk wel vaker dat makers daar zelf heel nuchter in zijn. Maar ja, daar kun jij bij een conservator niet mee aankomen, het is hun vak.’
Vernietigen en maken
En natuurlijk is dit wel een werkplek. Middenin de voorbereidingen voor de tentoonstelling Krijtbij Kunsthal KAdE in Amersfoort is in een hoek van het atelier de vloer bezaaid met allerlei blokjes, plakjes en piramides van krijt, wit en geel. Door Van der Goot zelf gegoten, als experiment. ‘Sommige kunstenaars krijgen keurig een schoolbord in het atelier bezorgd en die wordt dan ook weer opgehaald en geplaatst tijdens de opbouw en ik krijg een vierkant stoeptegels! En dan moet ik er toch mijn eigen ding van maken. Maar ik vind het tegelijkertijd ook heel leuk, dat ik zo’n kluif krijg.’
Het maken van een kleine sculptuur om mee te tekenen is het uitgangspunt. ‘Ik deed het vroeger ook, dat je steentjes vond, waar je mee kon tekenen. Dan maak je iets, door iets anders te vernietigen, dat vind ik fascinerend. Nu realiseer ik me dat ik daar tijdens mijn afstuderen ook al mee bezig was. In een serie lichtbakken presenteerde ik tekeningen, gemaakt door te prikken, snijden, plakken. Die gaatjes in de tekening vormden eigenlijk de tekening.’
Gieten had Van der Goot nog nooit eerder gedaan. ‘Dus toen ik me in mijn vaste kunstenaarsbenodigdhedenwinkel stond af te vragen waar je gipsmallen het beste van kan maken, werd ik doorverwezen naar een speciale vormgevingsmaterialenwinkel. Blijkt hier om de hoek te zitten!’ Ze kwam thuis met een soort rubber. ‘En het is superraar spul, want wat je morst blijft tot in den eeuwigheid vloeibaar, maar het geeft zeer precieze afdrukken. Dus ik dacht, zou je van een prop een mal kunnen maken?’ En dat kan. Op de palm van haar hand toont Van der Goot een gipsen vorm met opvallend papierachtige vouwen en kreukels.
‘Het kost ontzettend veel tijd, al dat uitproberen, maar juist het klooien vind ik heel belangrijk. Het maakt het materiaal doorleefd.’ Van der Goot besteed daarom bijna nooit iets uit. ‘Terwijl ik bezig ben, komen er weer nieuwe dingen in het verhaal. Balans wordt bijvoorbeeld een onderwerp,’ vertelt ze, terwijl ze laat zien hoe een van de piramidevormige krijtblokken kan blijven staan als ze met de punt een aantal lijnen heeft gezet. ‘En de vorm gaat de lijn bepalen. Daar zit ik nu mee te stoeien, want ik wil de lijn wel zelf regisseren. Het gaat me om de suggestie, dat mensen de connectie leggen tussen het blokje en de lijn.’ Uiteindelijk krijgt de vloerinstallatie dezelfde titel als een tekening uit 2017: Object Field,waarin ze op zwart papier een grote, dubbele kegel op een van zijn punten laat balanceren. Maar waar die ruimtelijk getekende vorm omgeven wordt door zwart, met ijle, witte lijnen, is Object Fieldbij KAdE een fascinerend spel geworden van lijnen in allerlei richtingen en ritmes met daarop een tweede patroon van gipsen vormen. Een vloersculptuur waar je telkens omheen wilt blijven lopen en die, als je focust op het midden, ook zomaar opeens plat kan ogen en daardoor verrassend veel op een uitsnede van een tekening lijkt.
Een lijn
Het is verbazingwekkend hoe Van der Goot zowel piepkleine tekeningen kan maken – van verloren mensfiguren in landschappen van reusachtig ogende verfstreken – als monumentale tekeningen met geometrische constructies. Benader je ze ook anders? ‘Nee, eigenlijk niet. Voor mij is er niet zoveel verschil.’ Maar ook dat lijkt met haar mentaliteit samen te hangen, Van der Goot begint gewoon. Ze wijst me op een heel ingewikkelde vorm op de gigantische tekening No Start no End (2017). De constructie bestaat uit één lijn. ‘Die kun je gewoon helemaal volgen en dan kom je weer bij hetzelfde punt uit. Ik heb het wel eerst in het klein uitgeprobeerd, maar het ziet er ingewikkelder uit dan het is. Als je het in 3D met ijzerdraad bijvoorbeeld zou namaken, dan zou het niet kloppen, maar het geheel lijkt best geloofwaardig en daar gaat het me om. Alle tussenruimtes kloppen. Als dit echt zou zijn en je zou maar iets bewegen, dan zou je totaal iets anders zien.’
En zo laat Van der Goot de kijker telkens turend en mijmerend achter, zich afvragend waar hij eigenlijk naar kijkt. Ingewikkeld blijkt simpel, ruimtelijk lijkt plat, tekenmateriaal is een sculptuur. En andersom natuurlijk.
Tekst: Jantine Kremer
Foto’s: Jolanda Meulendijks
Juni 2018
