Het atelier van Frode Bolhuis

Tinkering with intention

‘Mijn vrouw zegt dat ik scharrel’, antwoordt Frode Bolhuis op de vraag hoe zijn atelierdagen eruit zien. Aan de wand hangen zijn geboetseerde mensfiguren – bescheiden en vriendelijk ogend, maar opvallend kleurrijk – en daarachter plaatste Bolhuis gekleurde velden van uiteenlopende, vaak geometrische lijnpatronen. De personages maakte hij voor de KunstRAI van twee jaar geleden en het onverkochte werk krijgt nu een spiksplinternieuwe context. Maar daarvoor is dus wel wat gescharrel nodig. ‘Ik heb zelf een snijplotter gekocht. En die heeft lang in een doos op de grond gestaan, maar nu ben ik ‘m aan het uitproberen.’ Bolhuis beweegt zijn handen boven een grote, hoge werktafel waarop uitsneden in verschillende materialen, kleuren en patronen liggen. ‘Dan ontdek ik dat papier te dun is, want dat gaat krom staan. Maar kijk, dit MDF is te dik.’ Bolhuis legt het plat tegen de muur. ‘Dan krijg je slagschaduw en dat verandert de kleur.’

 

Paden volgen of verlaten

Zijn kleurrijke personages zijn vaak staande figuren, soms maken ze subtiele armgebaren, soms nemen ze meer theatrale poses aan. Sommige van hen omhullen zich in dikke lagen textiel of torsen een ballast mee. Anderen lijken gevangen in kooivormige constructies of balanceren erbovenop. De emoties en gemoedstoestanden die de kijker zou kunnen lezen in de lichaamstaal, krijgen een extra laag door de gekozen kleurcombinaties. ‘Mijn idee van beelden was altijd dat ze zwart zijn, of wit, of grijs, of bruin. Maar de toevoeging van kleur is een hele rijkdom. Hoe meer je ziet, hoe dieper je gaat. Ik realiseerde me; in kleur zelf zit ook emotie.’ Dit pad op weg naar meer kleur startte op onverwacht terrein: ‘Bij de architect van ons huis zag ik dat hij heel goed met kleur kan omgaan. Vaak gebruikte hij één heel sterke kleur. Dat vind ik heel mooi. Ik heb dat bijvoorbeeld met het werk in het Nijenhuis ook toegepast.’ In contrast met de groene omgeving van de beeldentuin van De Fundatie in Heino staan de opgestapelde meubels van Cleaning the rooms of the past (2010) al jaren uitnodigend rood te wezen. Knappe ouder die zijn of haar kind daar zonder klimcapriolen langs krijgt. Lekker laten klauteren overigens, er hangt een certificaat aan: ‘Het voldoet aan alle eisen. En ik ga ieder jaar nog terug om het te controleren en in de verf te zetten.’

In het atelier staat een model van nog een fantastisch ogend speelobject, maar de kans is klein dat dat ooit wordt uitgevoerd. Aan werken in opdracht, met al het vergader dat erbij hoort, zal Bolhuis niet snel meer beginnen. ‘Als je voor een opdrachtgever bezig bent of naar een tentoonstelling toewerkt, moet er toch op den duur iets af en netjes. Of ik moet een pad blijven volgen dat ik ben ingeslagen. Als die verplichting er niet is, dan kan ik elk pad naar believen volgen of verlaten. En ik kan in zo’n periode ook iets nieuws leren. Als ik de tijd heb, verdiep ik me graag in iets. Nu ben ik bijvoorbeeld een collagetechniek aan het uitproberen. Dat doe ik minder makkelijk als er iets af moet, daar word ik dan nerveus van.’

Ook al is de productiviteit met een deadline misschien wat hoger en een bepaalde mate van financiële zekerheid aantrekkelijk: ‘Ik heb steeds scherper voor ogen wat ik wel en niet wil doen. De dingen die ik niet leuk vind, die wil ik ook liever niet meer doen. Dat wordt steeds sterker.’ Zo is hij onlangs ook gestopt met zijn werk als docent bij de Design Academie in Eindhoven. Hij deed het zes jaar lang met veel plezier; ‘De leerlingen zijn superleuk, ze komen van over de hele wereld, maar ik wist niet zo goed hoe ik mezelf moest vernieuwen. En het gaf een conflict in de week. En dan moet je soms gewoon maar stoppen en dan kan er ook weer iets nieuws komen.’

 

Aankleden met kleur

Terug naar de kleur. Aangewakkerd door een architect, kijkt Bolhuis nog steeds graag naar designobjecten voor wat kleurvoeding. ‘Dat vind ik inspirerend. Bertjan Pot bijvoorbeeld gebruikt fantastische kleuren.’ Bolhuis pakt er een catalogus bij waarin hij de gekleurde maskers van de vormgever laat zien. ‘En toch zijn ze helemaal anders dan de kleuren die ik gebruik.’ Bij het raam staat een lage tafel met blokjes klei die hij op kleur mengt. ‘Er moet bijna altijd wit bij. En met dat hele primaire rood kan ik niets.’ Hij schuift wat met de kleine vierkante blokjes klei in de meest uiteenlopende, maar vrijwel allemaal optimistische kleuren, van babyblauw tot fluororanje.

Sinds Bolhuis een jaar of drie geleden deze synthetische hobbyklei ontdekte, heeft niet alleen de kleur zijn beelden getransformeerd, maar ook zijn kunstpraktijk is drastisch veranderd. ‘Dit materiaal is echt heerlijk. Ik hoef niet meer te gieten, niet meer met giftige materialen te werken. Met gieten maakte ik tien beelden per jaar, nu veertig. Dat maakt wel een verschil.’ Alles kan in zijn eigen atelier, de klei kan op een lage temperatuur gebakken worden. ‘Het kunstenaarschap heeft heel veel met tijd te maken. Het is een cyclus; je hebt een idee en dan moet je ermee aan de slag en soms ben je langdurig bezig om iets uit te zoeken, te prutsen, denken dat je bijna klaar bent en dan toch niet. Er is eigenlijk altijd wel het gevoel dat er nog heel veel moet gebeuren. Er zit gewoon veel werk tussen een idee en de uitvoering. ‘Knutselen met intentie’ noemt iemand die ik ken het. Maar in het Engels klinkt het beter: tinkering with intention.’

 

Eendagsbeeldjes

Om goed te worden, is veel tijd nodig in het creatieve proces. Hoe meer overbodige productietijd vermeden kan worden, hoe beter. Over een figuur zoals hij ze nu maakt, doet Bolhuis een week. Uit een doos onder een werktafel pakt Bolhuis een framepje van zo’n 20 cm hoog, niet meer dan een ijzerdraadje met armen en benen. ‘Dit is mijn favoriete formaat. Als ik het wat groter maak is er wat meer kans dat de klei scheurt bij het bakken.’ Hij zorgt dat hij een voorraadje heeft, vanwege de lijm die een nachtje moet drogen. Nu kan hij direct aan de slag als hij wil om met de lichaamskleur de vorm op te zetten. Dus de figuren kleed je eigenlijk aan als de vorm bepaald is? ‘Ja, je kunt deze klei heel dun toepassen.’ Vaak volgt de kleding de lichaamsvorm van de figuur. In het atelier hangt de wat ronde Oliver (2020), zijn lichtblauwe broek tot boven zijn navel opgetrokken en lijkt op de plaats te worden gehouden door een oranje koord. Zijn groene shirt heeft bij nadere inspectie een patroon van kleine gaatjes.

‘Soms vind ik het fijn om dingen snel te maken, want hoe langer iets duurt, hoe beladener en waardevoller iets wordt. Soms maak ik daarom eendagsbeeldjes.’ Die zijn vaak wat vrijer, wat woester, wat grover, met wat buitenissige toevoegingen zoals pipetjes of veren. ‘Soms zijn ze goed, soms niet. Ik heb er ook wel eens eentje die ik heel goed vond opnieuw gemaakt, maar dan wat verfijnder.’

 

It happens

Om een goede kunstenaar te worden heb je niet alleen tijd nodig. ‘Je hebt ook het vertrouwen nodig, dat het goed komt. Ik heb zoveel mensen uit mijn tijd op de academie gezien die heel goed waren, maar die dan toch stopten na verloop van tijd.’ Als je uit een familie van kunstenaars komt zoals Bolhuis, dan kun je dat inzicht en vertrouwen hebben. Niet dat het bij hem allemaal zonder worsteling verliep. ‘De eerste acht jaar van mijn professionele praktijk ervoer ik ook grote onzekerheid. Zeker tot 2010. Uit die periode heb ik vrijwel niets meer, omdat ik het niet goed genoeg vond. Ik kon eindeloos aan dingen werken en dan was ik nog niet tevreden. Ik moest mezelf echt leren kennen. Ik deed veel in opdracht en dan ben je toch veel aan het rondrijden, mensen aan het spreken, dingen aan het uitzoeken. Vanaf het moment dat ik dacht; ik moet gewoon eigen werk gaan maken, ging het van verwoed zoeken naar meer spelenderwijs ontdekken.’ En zo ontstonden de eerste beelden waar Bolhuis zichzelf in herkende. ‘Dat was zo’n opluchting. Vanaf toen ging het ook veel makkelijker. Er kwam iets surrealistisch in, wat ik interessant vind en daar ging ik steeds verder mee. Nu is het een soort tweede natuur.’

 

‘Maar een werk dat echt goed voelt, dat wórdt gemaakt.’ Eerder in het gesprek hadden we het ook over zijn uitspraken dat Bolhuis’ beelden soms gewoon lijken te ontstaan, buiten hemzelf om. ‘It happens’, zegt hij bijvoorbeeld in een interview met het blad Hi Fructose. Maar is dat wel zo? Want zomaar een figuur maken met de juiste houding, de meest treffende kleuren, dat kan toch alleen maar als het al in je vingers zit? ‘Ja, dat klopt wat je zegt, al die dingen die daarvoor kwamen, die zijn daarbij natuurlijk wel nodig. Maar die lijken op dat moment geen rol te spelen, alsof het werk een eigen leven leeft. Dat is het avontuur van een kunstwerk maken, dat het iets wordt wat je nog niet kent.’

 

1 september 2021
tekst: Jantine Kremer
Foto’s: Jolanda Meulendijks

Jasper Hagenaar in atelier
Jasper Hagenaar in atelier
Jasper Hagenaar in atelier
Jasper Hagenaar in atelier
Jasper Hagenaar in atelier
Jasper Hagenaar in atelier
Jasper Hagenaar in atelier
Jasper Hagenaar in atelier
atelier detail Jasper Hagenaar