Het atelier van Bob Negryn
Eenmaal thuis van ons bezoek aan het atelier van Bob Negryn, gaan mijn gedachten steeds terug naar die meer dan manshoge foto. Van een onbeduidend geel plastic flesje, waar ooit citroensap in bewaard werd. Negryn schikte er een net-niet verwelkte bloem in en plaatste het tegen een in- en in-zwarte achtergrond. Eigenlijk wil ik terug, een stoel pakken en er tegenover gaan zitten. En blijven kijken. Gewoon, tot de zon ondergaat. Of nog langer.
We treffen Negryn op een moment dat hij in Amersfoort is. De kortste dag ligt nog ver voor ons, maar het is een grijze dag vol zware regenbuien. Negryn is hier niet veel, in dit ooit-schoolgebouwtje, nu een klein doolhof van ruimtes waarin respectievelijk gefotografeerd, geëxposeerd, getimmerd, nagedacht en geslapen wordt. Niet alleen is hij veel op reis voor zijn landschapsfoto’s, maar ook woont hij een groot deel van het jaar in Ierland, bij zijn Ierse vrouw, kunstenaar Mary Waters. ‘We wonen dichtbij de Atlantische oceaan. Het weer is veel heviger dan hier. Ik wil daar altijd nog eens regen fotograferen.’ Zijn veelreizigheid is ook de reden dat je zijn naam op twee manieren aan kan treffen; Negrijn en Negryn. Die laatste is zijn kunstenaarsnaam. Negrijn is niet uit te spreken voor verreweg de meeste mensen op de wereld. ‘En dat maakt wel degelijk uit, hoe makkelijk je naam uit te spreken is.’ Negryn doelt op het feit dat je vaak moet leuren als kunstenaar, voor geld, voor een plek, voor een tentoonstelling. ‘Je blijft een bedelaar. Altijd ellenlange aanvragen schrijven en voortdurend laten weten dat je bestaat.’ En dan kun je maar beter een makkelijke naam hebben.
Fotograferen is wachten
In een van de vertrekken van het atelier staat een lange tafel waarop een selectie afdrukken ligt uitgestald van Negryns verblijf in Bellwald, een hooggelegen dorp in het zuiden van Zwitserland. Uit de foto’s die hij afgelopen zomer maakte, selecteert hij een serie voor het Fonds Anna Cornelis, die Negryns werk in de Alpen subsidieerde. ‘Dit fonds steunt documentaire fotografen bij hun projecten en sinds vorig jaar ook autonome kunstenaars die aan langdurige projecten werken. Er zijn drie ontmoetingen met het bestuur van het fonds waar je de voortgang laat zien. Als het klaar is, geef je twee series met foto’s; een voor het archief van het Nederlands Fotomuseum en een voor het prentenkabinet van de bibliotheek van Universiteit Leiden.’ En daar hoort ook een zelfportret bij, die Negryn braaf maakte, op een middag in de bergen, toen de film van zijn analoge camera op was en de bus nog lang niet terug naar zijn verblijfplaats vertrok. Mensen zijn een zeldzaamheid op de foto’s van Negryn. Mocht dat onbedoeld toch gebeuren – omdat er bijvoorbeeld toch net iemand in beeld komt skiën, terwijl er achter de fotograaf een klasje staat te trappelen om te starten – dan poetst hij ze in de nabewerking zorgvuldig weg. Zoals in de foto waar een witte afzetting is geplaatst in het winterse berglandschap. De oplettende kijker ontdekt echter, dat het geen sneeuw is, daar op de grond, maar een groot wit doek. ‘Voor het toerisme wordt er op die plek artificiële sneeuw gespoten. Dat is heel kostbaar. Door het af te dekken, hopen ze dat het langer blijft liggen, dat er meer van overblijft.’ Negryn wilde dat al langer fotograferen, maar de juiste omstandigheden laten soms eindeloos op zich wachten. ‘Fotografie is vooral heel veel wachten, je wacht altijd op iets wat er niet is. Wachten is ook een vorm van manipuleren. Maar ik ben geen journalist, ik mag manipuleren wat ik wil.’ Verderop op de tafel ligt nog een foto die Negryn al heel lang wilde maken, van een weg door een lawine-galerij, een overkapping over een weg. ‘Al die infrastructuur zou er niet zijn als er geen toerisme zou zijn.’ Die foto – in al zijn ontstellende eenvoud, de bocht in de weg, het ritme van het bouwwerk, het ontbreken van de weggebruikers – was ingewikkeld om te maken. ‘Op deze weg, alleen toegankelijk voor auto’s, kun je niet zomaar even stoppen. Dus moet je een route zien te vinden naar een geschikte plek waarop je kunt staan om die foto te maken.’
Onbekend landschap
Soms zijn daar opeens dingen waar de fotograaf niet naar op zoek was, maar die zich plots aandienen; een blauw zwembadje, in een tuin omringt door mistige bergen, om de hoek bij zijn verblijfplaats. ‘De dag ervoor was het mooi weer, toen stond het er ook, maar had ik het niet gezien. Toen ik het op die mistige dag wel zag staan, ben ik meteen naar binnen gerend om mijn camera te pakken. Een dag later was het weg.’
Negryn kwam als tweejarige al voor het eerst in Zwitserland. ‘Mijn vader zat in de bouw en kon in de zomer geen vrij nemen. Hij had daarom bedacht dat we in de winter op vakantie zouden gaan. Dat was toen wel uniek.’ Het landschap van Zwitserland was Negryn redelijk vertrouwd toen hij, jaren later, een reis maakte naar Nieuw-Zeeland. ‘Het landschap is compleet anders, maar de eerste dagen ervoer ik dat niet. Ik had een jetlag, ik zag gewoon bergen. Maar toen ik langer bleef en langer keek, zag ik hoe anders het is. De vormen, de vegetatie. In een periode van zo’n 10 jaar, verbleef ik er voor langere tijd. Toen ik daarna Zwitserland opnieuw bezocht, kwam me dat opeens vreemd voor.’ De ongereptheid van Nieuw-Zeeland is een groot contrast met de veranderingen die in Zwitserland door het toerisme hebben plaatsgevonden. ‘Een pretpark voor de welgestelde mens. Zonder toerisme zouden in die gebieden waarschijnlijk niet eens mensen wonen, het is helemaal geen geschikte plek om te leven.’
Retourtje Utrecht voor een afdruk
Terwijl in Zwitserland Negryns dagritme bepaald werd door het daglicht en het weer, wordt in het hart van zijn atelier in Amersfoort het daglicht zorgvuldig buiten gehouden. We staan in een tussenruimte waarin een analoge camera met een indrukwekkende balg staat opgesteld, gericht op een zwarte achtergrond. Er kunnen verschillende formaten dia’s in, afhankelijk van wat Negryn wil doen. Nu zit er een groot formaat in, 13 bij 18 cm. Negryn pakt het zwarte flesje dat voor de lens staat. ‘Het wordt 1 op 1, de afbeelding op de dia wordt net zo groot als het flesje in het echt is.’ Hij heeft nog 5 pakken van dit formaat met elk 10 dia’s in de vriezer liggen. Dat is het. Ze worden niet meer gemaakt. Een hoop voorzichtigheid en voorbereiding is dus vereist. Soms maakt Negryn in de ochtend een foto en reist daarna naar Utrecht om het te laten ontwikkelen om te kijken wat het resultaat is. Zijn opstelling kan blijven staan, zodat hij eventueel later nog (minieme) aanpassingen kan doen. ‘Het is altijd een gok.’
Negryn gunt me een kijkje onder het donkere doek. Ik sta ernstig te koekeloeren, als naar de echo van een eerstgeborene; ik wil wel graag zeggen dat ik het zie, maar eigenlijk begrijp ik niet helemaal waar ik naar zit te kijken. Negryn stelt me enigszins gerust. ‘Je moet het leren zien, het staat op z’n kop, in spiegelbeeld. En minder helder dan je gewend bent. Scherpstellen doe ik met een loepje. En soms licht ik het extra uit als ik wil zien of alles goed staat.’
Met de analoge camera heeft Negryn het vak op de academie ook geleerd. Dat was een dure toestand. ‘Met een digitale camera kost een foto maken niet veel, maar wij merkten het direct toen er een financiële crisis was en de zilverprijs verdubbelde, toen konden wij ons materiaal niet meer betalen.’
Ontwikkeltijd
Maar nu hoeft dat niet meer. Waarom dan toch al die ingewikkelde toeren? Wat is er zo speciaal aan analoog? Negryn wijst op de foto Blue Bottle Shadow (2006); de onscherpe blauwe fles, centraal maar net uit het midden, staat op een ondergrond van goudbrokaat die van voor tot achter scherp is. ‘Met een gewone camera lukt dat niet.’ Maar de flexibiliteit van de balg van zijn technische camera maakt dat mogelijk. ‘Je bent als kunstenaar beperkt, je kunt niet alle apparaten hebben, terwijl je juist wel de keuzevrijheid wilt hebben. Of je nou analoog of digitaal werkt, je moet er achter proberen te komen wat ze goed kunnen, en dat benutten.’
Al die toestanden en het gesjouw op locatie met 10 kilo materiaal, het is het waard. Waar digitaal scherp maar hard is, is analoog – groot formaat film – scherp en zacht. ‘Elk korreltje kan een andere kleur hebben.’ Onderweg heeft Negryn vaak wel beide camera’s bij zich. ‘Ik maak er dan ook een digitaal, als een soort fotodagboek. Want soms duurt het maanden voordat ik de beelden kan laten ontwikkelen. In Australië had ik dat bijvoorbeeld. Dan is het fijn om te kunnen zien wat ik gemaakt heb.’ Het liefst laat Negryn zijn beelden op zijn vaste adres in Utrecht ontwikkelen. Ook als hij in Ierland verblijft. ‘In Ierland zijn geen analoge laboratoria meer. Het is een kleinere markt daar.’
Negryn zal De Vensterbank vullen met een serie bloemstillevens die hij digitaal heeft gefotografeerd, om wat meer te kunnen spelen met licht; met kleine, gefilterde zaklampjes of een laserafstandsmeter voor speciale effecten in de bloemblaadjes en het flesje. Digitaal of niet, landschap of stilleven, het resultaat is zeer nauw verwant; Bob Negryn verheft het banale tot een monumentale verstilling. Van een rijtje misplaatste Disneyfiguren op een berg voor de peuter skiërs tot een serie wegwerpflesjes. ‘Niemand heeft tijd in de huidige maatschappij. Als kunstenaar kun je je iets veroorloven wat niet gewoon is. Ik kan de tijd nemen.’
24 januari 2020
Tekst: Jantine Kremer
Foto’s: Jolanda Meulendijks (tenzij anders vermeld)
Fotowerk van Bob Negryn
Bob Negryn | THE HIGH VIEW | pursuing nature | TOURISM REGARDED | Simplon Pass 2019
05 Bob Negryn | THE HIGH VIEW | pursuing nature | TOURISM REGARDED | Corvatsch 2018
Bob Negryn | THE HIGH VIEW | pursuing nature | TOURISM REGARDED | Oberaltsch 2018
Bob Negryn | Blue Bottle Shadow 2006