Het atelier van Anne-Marie van Sprang

 

OVER PORSELEIN EN PLASTIC

Het bijna honderd jaar oude schoolgebouwtje in het hart van Middelburg deelt beeldenmaker Anne-Marie van Sprang met nog acht kunstenaars. De glorieus lege hal inclusief keurig gesauste muren maakt het een onkarakteristiek atelierpand. Van Sprang verhuisde zo’n anderhalf jaar geleden van een ruimte achterin het gebouw naar voren. Het gaf haar de gelegenheid een aantal langgekoesterde atelierwensen direct door te voeren, zoals een lege witte muur om werken waarmee ze bezig is uit te zetten of op te hangen. En een dubbele wasbak, waarvan er een niet is aangesloten op het riool, zodat ze er makkelijk dingen in kan omspoelen.

Gesodemieter

Tussen hoog opgeborgen dozen met ouder werk en de ladekasten op de grond bevindt zich een ingenieus systeem van horizontaal gemonteerde latjes en draadjes waarachter een ritmische rij fijne potloodtekeningen gestoken zijn. Later verzucht Van Sprang: ‘Ik heb vaak gedacht; kon ik maar alleen tekenen! Al dat gesodemieter.’ Een voorbeeld van gesodemieter staat rechts in de hoek van het atelier: een kubusvormige constructie van bamboestokken met in het midden een beeld in wording. Een romp met twee lange benen van was staat al en de werktekening laat zien dat er nog acht uitwaaierende armen bij komen. De constructie is bedoeld om deze armen tijdens het maakproces te ondersteunen. Onder een tafel staan twee buffetpannen waarin Van Sprang de was smelt. Naast de donkere, vrij harde versie die ze voor het beeld gebruikt, ook warmgele plasticine. ‘Ik meng paraffine door de donkere was, om deze minder snel te laten smelten als de zon op het atelier staat.’

Het mooiste beeld

‘Ik ben bezig voor particulieren,’ licht Van Sprang het wassen beeldfragment toe, ‘ze willen een beeld voor een nis in de muur.’ Omdat de wensen niet direct duidelijk waren, ging Van Sprang met ze in gesprek en blijkt het stel onderling zeer van mening en smaak te verschillen. ‘Het zijn vrienden en ik was bang voor een scène. Ik was veel meer bezig met de psychologische verhoudingen dan met mijn werk. Op een gegeven moment had ik nog liever dat het niet door zou gaan.’ Van Sprang besloot alle ideeën los te laten. ‘Ik dacht: ik maak het mooiste beeld dat ik kan.’ Ze baseerde haar horizontaal gespiegelde beeld op de tweeling van het stel – twee totaal van elkaar verschillende kinderen – en keek de houding af van de Egyptenaren: ‘Ik wil me er niet mee vergelijken, maar ik hou erg van de Egyptenaren. Ze vereenvoudigden alles en als ze figuren van opzij laten zien, zie je van beide voeten de grote teen.’

Uitproberen

Staand bij de tekeningenlades met verschillende versies van een porseleinen figuurtje met tientallen balletjes op zijn schouders in plaats van een hoofd, legt Van Sprang uit dat ze vaak eigenwijs te werk gaat. Niet stabiel genoeg om rechtop in de oven te zetten, stookt ze het liggend in zand. ‘Het is heel veel werk. Menig keramist zal zeggen: ‘Wat volslagen belachelijk!’ Maar als je beelden maakt, kom je van alles tegen, mooi en fascinerend, en ik vind dat je dan ook verder moet gaan. Daarom kan ik bepaalde dingen met porselein die anderen niet kunnen.’

Van Sprang maakte kennis met porselein in 1996 tijdens haar eerste artist in residence bij het Europees Keramisch Werkcentrum in Den Bosch. Gebruikelijk is om eerst met klei te werken en je daarna het werken met porselein eigen te maken, maar Van Sprang had eigenwijs genoeg de harde eis dat ze niet met klei wilde werken. In plaats daarvan gebruikte ze haar tijd om van alles uit te proberen met porselein. ‘En vooral niet te veel technische hindernissen een rol laten spelen. Het enige dat echt vaststaat, is dat het fors krimpt, dus moet het in de oven ongehinderd naar alle kanten kunnen krimpen.’ Veel keramisten beschouwen de tien procent krimp als een moeilijk probleem, maar het komt Van Sprang eigenlijk heel goed uit, omdat haar beelden daarmee verfijnder worden dan bij handmatige vorming mogelijk is. En deze verfijning is precies wat Van Sprang zoekt, een beeld met de verfijning van een tekening. Beeldhouwer Thom Puckey, een tijd gastdocent aan de Van Eyck academie, noemde haar werk ruimtelijke tekeningen. ‘Daar voelde ik me direct bij thuis.’

Verkleinen

Als het model van was tussen de bamboestokken in het atelier af is, wordt het echter niet in porselein gegoten, maar gescand en verkleind in 3D geprint. Voor 3D-printen is momenteel veel aandacht. Het wordt niet alleen met de dag toegankelijker voor de massa – bij de HEMA kan iedereen al een gepersonifieerd ontwerp laten realiseren – maar aan de andere kant van het spectrum zijn er bovendien berichten dat met de 3D-printtechnologie malaria kan worden bestreden door in moeilijk bereikbare gebieden ter plekke medische kits te laten materialiseren. Van Sprang werkt sinds 2012 met deze techniek en in het boekje bij de duotentoonstelling Fragile Movements (2013) doet zij de opvallende uitspraak dat het haar niet uitmaakt waar haar beelden van gemaakt zijn. ‘Als ik heel eerlijk ben heb ik dat gezegd als een reactie op vragen die ik vaak krijg. Ik laat geboetseerde beelden inscannen en uitprinten, omdat ik vormen wil maken die ik op een andere manier niet kan maken en kleiner dan ik ze zelf kan maken.’ Maar als Van Sprang lezingen geeft zijn mensen soms echt tot stampvoetens toe boos en verontwaardigd dat ze met kunststof werkt. ‘Waar ligt de grens?’, werpen ze haar voor de voeten. ‘Waarom zou je niet 10.000 van die beeldjes maken en ze bij de Blokker verkopen?’ Van Sprang windt zich enigszins op over de mensen die met haar kunststoftoepassing aan de haal gaan. ‘Bijna al mijn werk is in oplage. Nog nooit heb ik iemand wantrouwend gehoord over de oplage van een zeefdruk of een porseleinen of bronzen beeld. Waarom dan wel over kunststof?’ En dat terwijl er ogenschijnlijk geen verschil is: ‘Ik had een beeldje van kunststof in een vitrine gezet in die tentoonstelling en zelfs de kenners zagen niet dat het niet van porselein is.’

Concentratie

Op de witte muur van Van Sprangs atelier prijken twee houten constructies met de afmetingen van de ramen van De Vensterbank. ‘Ik heb genoeg werk, dat zou ik zo kunnen gebruiken, maar dat wil ik niet. Ik wil er anders uitkomen dan dat ik erin ga. Als ik geen nieuw werk maak, is het een gemiste kans. De mogelijkheden om iets te laten zien worden steeds kleiner.’ Voordat Van Sprang daadwerkelijk ruimtelijk gaat werken, heeft ze een aanloopperiode nodig: ‘Als ik werk, heb ik verschillende fases; ik zoek, dan ben ik een spons, omdat ik ‘alles’ misschien kan gebruiken. Ik ga dan bewust moeilijke dingen lezen, mijn hersenen pijnigen en mezelf losschudden. Als ik er uit ben waaraan ik ga werken, kan ik veel meer focussen. Ik heb er altijd vertrouwen in dat ik er uit kom, maar ik heb wel tijd nodig. Ik moet me kunnen concentreren.’ En dat kan ze vooral in haar atelier; Van Sprang komt er vijf dagen in de week. Overdag, maar vaak gaat ze ’s avonds ook nog even terug. Op de zesde dag doet ze administratie en dan gaat ze nog een dag fietsen. De zee is nog best ver weg daar, in het centrum van Middelburg. ‘Maar het idee; als ik ga fietsen zie ik de zee. Ik dacht altijd dat ik me heel slecht kon concentreren, maar toen kwam ik hier en bleek dat helemaal niet zo te zijn.

 

februari 2015

Tekst: Jantine Kremer

Foto’s: Jolanda Meulendijks