Frode Bolhuis – kunstenaar
Ruimte voor intuïtie
Aan de rand van Almere heeft kunstenaar Frode Bolhuis (1979) een jaar of vijf geleden zijn woonhuis gerealiseerd. Met aangrenzend atelier. Niet alleen zijn eigen huis, maar ook die van zijn directe buren. Ontworpen door Bureau Sla vormen de negen woningen samen een 100 meter lange streep van hout en glas in een wuivende zee van groen. Met het einde van de zomer in zicht staat de springbalsemien roze en talrijk te bloeien tegen de verhoogde entree en rennen er kinderen mee met arriverende en vertrekkende auto’s. Bolhuis ontvangt ons in korte broek en op blote voeten. In zijn atelier hangt nog wat warmte van de dag ervoor. De kunstenaar was jaren geleden een van de pioniers toen hij met een groep gelijkgestemden plannen maakte om in de uitgestrektheid tussen Almere en Zeewolde een woongemeenschap te bouwen waarin kinderopvang en andere vormen van zelfvoorzienend leven gecombineerd zouden kunnen worden. De bouwbegeleiding die Bolhuis op zich nam, bleek een ingrijpende klus. Een klus waarvoor hij zijn werk als beeldend kunstenaar twee jaar in de wacht zette. ‘Dat doe ik nooit weer. Het vergt zoveel overleg.’ En het gaat altijd over gevoelige zaken. ‘Het gaat om geld, het gaat om een eigen plek.’
Maar het ging niet langer zoals het ging, met het gezinsleven in Amsterdam, een atelier op afstand en een vrouw met onvoorspelbare werktijden; ‘Ik had wel door; ik kan beter hier twee jaar aan besteden, dan dat we langer op deze manier doorgaan.’
En wat is twee jaar nu helemaal op een kunstenaarsbestaan van al meer dan 25 jaar? Bolhuis werd al vroeg in de praktijk ondergedompeld. Nadat Frode door zijn vader, een ambachtelijk beeldhouwer, vanaf zijn 10e elke zaterdag in zijn atelier aan het werk gezet werd, stuurde hij zijn zoon op zijn zestiende naar een bevriend beeldhouwersechtpaar in Engeland. ‘School vond ik helemaal niks. Maar je wilt wel graag leren op die leeftijd. Toen ik terugkwam vroeg mijn vader: “Hoe was het?” Fantastisch vond ik het. Ik ging terug en ben twee jaar gebleven.’
Wat hij daar geleerd heeft? ‘Vertrouwd raken met het atelierleven. Hoe run je een atelier? Ik ben superhandig, als ik iets zie kan ik het bijna altijd wel maken, maar belangrijk om te leren is: hoe bereid je iets voor? Hoe doe je dingen naast elkaar? Hoe run je een atelier? In Engeland is het beter geregeld met het apprenticeship. Je krijgt inzage in het hele proces en niet alleen de opdracht om bijvoorbeeld 500 potjes te maken. Want dan kun je daarna die potjes goed maken, maar weet je verder niets.’
Twee dagen per week verliet hij de discipline en afzondering van het atelier van Edwin Russell (‘Er werd van zeven uur in de ochtend tot zeven uur in de avond gewerkt.’) om bij een privé-academie tekenlessen te volgen en ‘ook om wat meer in de wereld te zijn.’
Bij zijn terugkeer naar Nederland schrijft Bolhuis zich in bij Academie Minerva in Groningen. ‘Daar heb ik ook heel erg van genoten. Het was een stuk vrijer dan in Engeland. Als ik een dag niet kwam opdagen, merkte niemand daar wat van. Niet dat dat vaak voorkwam, want ik was heel serieus.’
En het serieuze bleef. Hard werken, elke dag naar je atelier van negen tot vijf (‘ik geloof namelijk niet in inspiratie die komt aanwaaien’) en zoeken naar zijn eigen vorm. Nu, bijna twintig jaar na het verlaten van de academie, lijkt hij zichzelf steeds meer vrijheid te gunnen. Steeds meer dingen achter zich te laten die verhinderen dat hij elke dag in zijn atelier kan zijn om te maken en zijn intuïtie te volgen. ‘Ik heb altijd heel veel zin om te werken, om te kijken wat er gebeurt.’
1 september 2021
Tekst: Jantine Kremer
Foto’s: Jolanda Meulendijks





